Deuxième cours 14 septembre

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Planning et buts
Aan het eind van dit lesuur....
1. Hebben we het huiswerk nagekeken
2. Kan je jezelf in het Frans voorstellen
3. Kan je een chatgesprek begrijpen tussen twee Franse vrienden

Slide 3 - Diapositive

Klassenregels
We werken rustig samen in de klas.
We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.
Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.
We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.
We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.
We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.
We laten elkaar uitpraten.
We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk nakijken
Apprendre vocabulaire A
Exercices 5a, 5b, 6a et 7

Slide 5 - Diapositive

Vocabulaire A
la mer
comment
pardon
ensemble
la plage
de zee
hoe
sorry
samen
het strand

Slide 6 - Question de remorquage

Vocabulaire A
nager
toi
je m'appelle
Frans
Nederlands
zwemmen
jij
ik heet
français/française
hollandais/hollandaise

Slide 7 - Question de remorquage

Vraag 5a
pardon
français
hollandais
l'hôtel
le camping
super
Frans
het hotel
super
de camping
sorry
Nederlands

Slide 8 - Question de remorquage

Vraag 5b1: Bonjour, je m'appelle Sem. Vertaal je m'appelle
A
ik heet
B
ik zoek

Slide 9 - Quiz

Vraag 5b2: Et toi? Vertaal toi
A
ik
B
jij

Slide 10 - Quiz

Vraag 5b3: Ça va bien. Vertaal bien
A
goed
B
leuk

Slide 11 - Quiz

Vraag 5b4: Noémie et Sem sont ensemble. Vertaal ensemble
A
samen
B
vrienden

Slide 12 - Quiz

Vraag 5b5: La plage est super
Vertaal la plage
A
de pagina
B
het strand

Slide 13 - Quiz

Vraag 5b6: Donc... nager dans la mer.
Vertaal nager.
A
lopen
B
zwemmen

Slide 14 - Quiz

Koppel de Franse zin met de juiste vertaling.
Exercice 6a
Hoe heet je? 
Ik heet Sem
Ben je Frans? 
Nee, ik ben Nederlands
Tu es français?
Non, je suis hollandais. 
Comment tu t'appelles? 
Je m'appelle Sem.

Slide 15 - Question de remorquage

Oefening 7
1. Wat zeg je als je excuses maakt?
(Ooooh) pardon
2. Hoe zeg je dat het goed met je gaat?
ça va bien.
3. Wat zeg je als je iets niet begrijpt?
Je ne comprends pas.
4. Wat is het Franse woord voor oké? 
D'accord.

Slide 16 - Diapositive

Lesonderdeel: jezelf voorstellen
-Aan het eind van dit lesuur kan je jezelf in het Frans voorstellen 

Slide 17 - Diapositive

Bonjour!
Ça va?
Moi, ça va bien!
Je m'appelle Paul
Comment tu t'appelles?
Je m'appelle Marie et j'ai 11 ans.
Au revoir!
Goedendag!
Alles goed?
Met mij gaat het goed!
Ik heet Paul. 
Hoe heet jij?
Ik heet Marie en ik ben 11 jaar.
Tot ziens!

Slide 18 - Question de remorquage

Combineer
Goedendag/ Hoi
Ik heet ...
Ik woon in ...
Ik ben twaalf jaar
J'habite à ...
J'ai douze ans
Bonjour / Salut
je m'appelle ...

Slide 19 - Question de remorquage

Comment tu t'appelles?
Tu as quel âge?
Tu habites où?
J'ai .... ans
J'habite à Rotterdam
Je m'appelle...

Slide 20 - Question de remorquage

Je hebt jezelf voorstellen in het Frans herhaald. 
Combineer de Nederlandse zinnen met de Franse!
Ik heet 
Ik ben 13 jaar
Ik woon in 
Ik houd van
J'habite à
Je m'appelle
J'ai treize ans
J'aime

Slide 21 - Question de remorquage

J'habite à Amersfoort.
Je m'appelle...
J'ai un frère.
J'ai quatorze ans.
Ik heb een broer.
Ik heet .......
Ik woon in Amersfoort.
Ik ben 14 jaar.

Slide 22 - Question de remorquage

Ik woon in Oosterhout.
A
J'habite à Oosterhout.
B
Je suis à Oosterhout

Slide 23 - Quiz

je m'appelle
A
de zee
B
ik heet
C
jij
D
zwemmen

Slide 24 - Quiz

ik woon
A
j'habite
B
j'aime
C
je m'appelle
D
je suis

Slide 25 - Quiz

J'ai ... ans betekent...
A
Ik ben ... jaar oud
B
Ik heet ...
C
Ik woon in ...
D
Ik houd van ...

Slide 26 - Quiz

Dus....
Je m'appelle Moniek = Ik heet Moniek
J'habite à Ede = Ik woon in Ede
J'ai vingt-deux ans. Ik ben 22 jaar oud. 
verander alleen de schuingedrukte woorden en je kunt jezelf voorstellen :) 

Slide 27 - Diapositive

Et maintenant...c'est à toi. En nu is het aan jou. Stel jezelf eens voor....

Slide 28 - Question ouverte

Lesonderdeel: Maken van onderdeel B
Aan het eind van de les kan je een chatgesprek begrijpen tussen twee Franse vrienden

Slide 29 - Diapositive

Devoirs
Faire: Partie B exercices 8 jusqu'à 11 (p.12-13 WB)
Apprendre: Vocabulaire A et B (p.39 WB)

Faire=maken
Apprendre = leren
WB= Werkboek

Slide 30 - Diapositive