Voorbereiding op examen - les 1

Welkom A6a!
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom A6a!

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Kennismaken
  • Dagopening
  • Vooruitkijken -> mondelingen literatuur
  • Terugkijken -> oefenexamen
  • Bespreken soorten vragen (vorm/inhoud)
  • Quizlet Laagland

Slide 2 - Diapositive

Kennismaken
-mevr. Odink
-docent Frans en Nederlands
-Dedemsvaart en Ommen
-vervanging mevr. Meenhuis

-> Wie zijn jullie?
-> Wat hebben jullie de aankomende weken nodig?
      (examentraining + voorbereiding mondelingen)

Slide 3 - Diapositive

Dagopening

Sterk


Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Dagopening


Wanneer heb jij iets bereikt doordat je niet hebt opgegeven?

Slide 6 - Diapositive

Mondelingen literatuur
Donderdag 21, dinsdag 26 en donderdag 28 maart -> schrijf je in!
Ter voorbereiding:
-boek 9: essay
-boek 10: literatuuropvattingen + kenmerken ik-tijdperk
-boek 11: kenmerken stroming, tendens, categorie -> wordt binnenkort 
                   nagekeken
-boek 12: 8 maart inleveren

Slide 7 - Diapositive

Opdracht boek 12
-Nu: titel boek 4 via Teams doorgeven aan mevrouw Graziano -> stuurt 
   opdracht door
-Uiterlijk 8 maart inleveren bij mevr. Odink of mevr. Graziano
-Denk aan de uitwerking van de leerdoelen!
-Verzorgd en compleet dossier,  in een snelhechter

Slide 8 - Diapositive

Mondelingen literatuur
Gesprek met mevr. Graziano en mevr. Odink over:
-inhoud gelezen werken
-essay + drie literatuuropdrachten
-par. 1 + 3 van module 7, 8 en 9 Laagland
-literaire begrippen
-informatie over schrijver, autobiografische elementen en verschijning boek
-historische tijd van de literaire werken
-leeservaring onderbouwen met concrete situaties uit het boek

Slide 9 - Diapositive

Welke titels heb je dit jaar gelezen?

Slide 10 - Question ouverte

Terugblik oefenexamen
Doelen:
  • Je weet wat het examen Nederlands inhoudt.
  • Je weet welke verschillende soorten vragen er op het examen voorkomen.
  • Je weet hoe je de verschillende soorten vragen op het examen aan moet pakken.
  • Je krijgt steeds beter inzicht in welke soort vragen je goed en minder goed bent.

Slide 11 - Diapositive

Oefenexamen
-Bekijk je toets
-Correctievoorschrift t/m opgave 32: zie www.examenblad.nl (vwo, 2022, tweede tijdvak)

Slide 12 - Diapositive

Meest gemaakte fouten
Opdracht 3

Slide 13 - Diapositive

Uitwerking
                      Aan Easterlins studies mankeerde nogal wat.
                                                                           (WANT)

Zijn data waren beperkt tot      (EN)           Hij vergeleek appelen met peren.
Japan en de VS                                                                                           (WANT)
                                                                              De vraag die hij aan mensen voorlegde  
                                                                              was niet altijd hetzelfde.                                   

Slide 14 - Diapositive

“Aan Easterlins studie mankeerde nogal wat. Niet alleen waren zijn data beperkt tot Japan en de VS, maar ('ook') de vraag die hij aan mensen voorlegde, was niet altijd dezelfde, waardoor ('dus') hij appelen met peren vergeleek.


ANW: appelen met peren vergelijken = ongelijksoortige zaken met elkaar 
            vergelijken

Slide 15 - Diapositive

Meest gemaakte fouten
Opdracht 8

Slide 16 - Diapositive

Uitwerking
(17) Zo vergaat het ook de menselijke vooruitgang. Inderdaad, een deel van de vooruitgang van de afgelopen twee eeuwen werd tenietgedaan doordat we gewend raken aan onze moderne luxe, en omdat wede neiging ertoe hebben ons met onze naaste te vergelijken. Toch mag die hardnekkige Easterlin-paradox bij het grof huisvuil. De belangrijkste gelukmakers van de menselijke soort zijn niet relatief, maar absoluut, en we hebben er veel meer van dan vroeger: vrijheid, vertrouwen, sociale relaties en (natuurlijk) gezondheid.

Slide 17 - Diapositive

Uitwerking
(17) Zo vergaat het ook de menselijke vooruitgang. Inderdaad, een
deel van de vooruitgang van de afgelopen twee eeuwen werd tenietgedaan doordat we gewend raken aan onze moderne luxe, en omdat wede neiging ertoe hebben ons met onze naaste te vergelijken. Toch mag die hardnekkige Easterlin-paradox bij het grof huisvuil. (want) De belangrijkste gelukmakers van de menselijke soort zijn niet relatief, maar absoluut, en we hebben er veel meer van dan vroeger: vrijheid, vertrouwen, sociale relaties en (natuurlijk) gezondheid.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Algemene tips examen Nederlands
-Lees eerst de vragen die bij de tekst horen.
-Pak een pen en schrijf, streep en teken -> inzicht in de tekst + concentratie
-Neem een woordenboek mee -> moeilijke woorden opzoeken
-Zorg dat je kennis hebt van signaalwoorden -> helpen je om verbanden snel te zien 
-Vragen over hoofdgedachte -> inleiding + slot nogmaals lezen
-Zorg dat je kennis rondom argumenteren op peil is

Slide 20 - Diapositive

Soorten vragen op basis van vorm

Slide 21 - Diapositive

Soorten vragen op basis van vorm
Citeervragen:
Citeer nauwkeurig en houd je aan de opdracht. Als je meer of minder citeert is het al gauw fout. Wordt er gevraagd naar een hele zin? Zorg er dan voor dat je één hele zin citeert, beginnend met een hoofdletter en eindigend met een punt, uitroepteken of vraagteken. Vermeld bij je citaat ook altijd de regelnummers.

Meerkeuzevragen:
De verschillende antwoordmogelijkheden kunnen je aan het twijfelen brengen. Lees daarom eerst de vraag en formuleer je eigen antwoord. Bekijk daarna de antwoordmogelijkheden: streep de antwoorden weg die sowieso fout zijn en richt je op de overgebleven antwoorden. Kies het meest volledige antwoord.

Slide 22 - Diapositive

Soorten vragen op basis van vorm
Schematische vragen (bijv. argumentatieschema)
Soms moet je op het examen een schema invullen. Vaak zijn er al begrippen voorgedrukt. Het is belangrijk dat je weet wat deze begrippen betekenen, anders kun je niet bepalen wat je in moet vullen. Zorg er dus voor dat deze kennis op orde is.

Open vragen (kort)
Elke vraag die geen meerkeuzevraag is, wordt op het eindexamen als open vraag gezien. Maar niet elke open vraag hoeft even uitgebreid beantwoord te worden. Als er wordt gevraagd om iets te benoemen, dan krijg je altijd een keuzelijstje met antwoordmogelijkheden erbij.

Slide 23 - Diapositive

Soorten vragen op basis van vorm
Open vragen (lang)
Open vragen waarbij je in een of meerdere zinnen moet antwoorden, vereisen dat je de vraag nauwkeurig leest: wat wordt er precies gevraagd? Zoek woorden op die je niet kent. Lees daarna gedetailleerd het stuk tekst waarover de vraag gaat en onderstreep het gedeelte waarin het antwoord staat. Formuleer je antwoord, blijf hierbij dicht bij de tekst. 

Schrijf je antwoord in volledige zinnen. Een antwoord in telegramstijl wordt vaak volledig fout gerekend.

Slide 24 - Diapositive

Soorten vragen op basis van inhoud

Slide 25 - Diapositive

Soorten vragen op basis van inhoud
Tekststructuur
De structuur van een tekst helpt je om deze beter te begrijpen. Het is dus handig dat je deze structuur doorziet. Zorg ervoor dat je kennis van tekststructuren hebt (inleiding-kern-slot). Je kunt vragen verwachten als 'Bij welke alinea begint het slot?'

Functies van tekstgedeelten
Een tekstgedeelte heeft een bepaalde functie binnen de tekst als geheel. Begrijpen wat de verschillende functies van tekstgedeelten zijn, geeft je inzage in de bedoeling van de auteur. Zorg ervoor dat je de tekstverbanden kent en dat je oog hebt voor signaalwoorden. Je kunt vragen verwachten als 'Wat is de belangrijkste functie van alinea 9 ten opzichte van alinea 8?'

Slide 26 - Diapositive

Soorten vragen op basis van inhoud
Betekenis van een tekst(gedeelte)
Begrijpen wat (een deel van) de tekst betekent, is leesvaardigheid bij uitstek. Vaak moet je bij dit soort vragen uitleggen wat er met een bewering in de tekst wordt bedoeld. In het eindexamen komt het daarnaast veelvuldig voor dat er twee teksten met elkaar vergeleken moeten worden. Je kunt vragen verwachten als 'In tekst 1 en tekst 2 komen twee cultuurfilosofen aan het woord over de plaats die het eindexamen inneemt in onze samenleving. Wat is de overeenkomst in opvatting over de status van het eindexamen? '

Slide 27 - Diapositive

Soorten vragen op basis van inhoud
Argumentatie
Naast leesvaardigheid worden ook je argumentatieve vaardigheden in het examen getoetst. Vragen met betrekking tot argumentatie zijn erg divers: het herkennen van standpunt er argumenten, het benoemen van argumentatieschema's, het invullen van een argumentatiestructuur en het herkennen van drogredenen en het beoordelen van de aanvaardbaarheid van een argumentatie horen daarbij. Zorg ervoor je kennis over argumenteren op orde is.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo


Quizlet Laagland

Slide 30 - Diapositive

Donderdag
Maak de rest van het examen (opdracht 33 t/m 40)

Slide 31 - Diapositive