04_ropa_verbos_importantes_presente

Clase 4
-repetición de las clases pasadas
-La tarea
-Vocabulario nuevo: la ropa
-Un juego con los verbos y la ropa 
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Clase 4
-repetición de las clases pasadas
-La tarea
-Vocabulario nuevo: la ropa
-Un juego con los verbos y la ropa 

Slide 1 - Diapositive

Palabras pequeñas para parecer muy hispanohablante
'oye' (hey)                         - aandacht trekken
'vale' (prima, goed)      - bevestiging geven
'bueno...' (nou...)            - aangeven dat je aan het denken bent
'pues' (nou...)                  - aangeven dat je aan het denken bent
'entonces' (dus)            - voor het samenvatten van iets
, no?                                    - vragen om bevestiging

Slide 2 - Diapositive

Repetición: ser / estar

Slide 3 - Diapositive

Verbos regulares en presente

Slide 4 - Diapositive

Verbos regulares en presente

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Werkwoorden met klankverandering in de stam
Er zijn veel werkwoorden in de Spaanse taal die in de presente simple een klankverandering krijgen in de stam. Doel: uitspraak makkelijker maken. 

Dit gebeurt bij alle vervoegingen, behalve bij wij  en jullie. 

0 --> ue  : poder = kunnen (puedo, puedes, puede, podemos, podéis, pueden)
e --> ie : querer = willen (quiero, quieres, quiere, queremos, queréis, quieren)
e --> i : pedir = bestellen/vragen (pido, pides, pide, pedimos, pedís, piden)

Slide 7 - Diapositive

La tarea
Ik stuur jullie een werkwoordenlijst op met belangrijke werkwoorden. In de lijst staat of er een klankverandering in de stam zit en of er een onregelmatigheid in de ik-vorm zit. 
Leer pagina 1 voor de volgende les. 

Kies 10 werkwoorden die je moeilijk vindt om te onthouden en schrijf daarmee een kort verhaal in het Spaans over een belangrijk persoon in je leven. Gebruik enkel de tegenwoordige tijd. Dus geef antwoord op vragen zoals: Wie is deze persoon van jou, waarom is hij/zij belangrijk voor jou, uiterlijk, innerlijk, wat doet hij/zij voor jou? Etcetera. 

Geef in je tekst duidelijk aan welke werkwoorden je had gekozen door ze dik gedrukt te maken. 
Vraag dingen aan elkaar over elkaars teksten, in het Spaans. 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Un juego
Ik heb kaartjes geprint van een aantal van de werkwoorden die jullie moesten leren. Ik heb ook kaartjes van kledingstukken in het Spaans (met plaatjes). 
Deze kaartjes liggen op 6 verschillende plekken. Die plekken representeren de 6 persoonlijk voornaamwoorden: 
yo, tú, él (ella), nosotros, vosotros, ellos
Ombeurten gooi je met de dobbelsteen. 
1 = yo / ik
2 = tú/ jij
3 = él / ella / hij/zij
4 = nosotros / wij
5 = vosotros / jullie
6 = ellos / zij mv
Je loopt naar de juiste plek, trekt een werkwoord en een kledingstuk en maakt een zin. 

Slide 10 - Diapositive

Gracias y salúd

-Planear las próximas clases

-tomar vino

Slide 11 - Diapositive