1.3 Media en nepnieuws



1.3 Media en nepnieuws
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon



1.3 Media en nepnieuws

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze lees weet/kun je..

- de begrippen nepnieuws, manipulatie, propaganda, indoctrinatie, polarisatie, complottheorieën, objectiviteit en subjectiviteit, vooroordelen, referentiekader en selectieve waarneming. 

Wat is nepnieuws en hoe herken je het?

Slide 2 - Diapositive

Een dilemma is
A
een lastige keuze tussen twee dingen die allebei voordelen of juist nadelen hebben
B
een botsing in het belang van de een met het belang van de ander
C
is een middel waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden
D
is een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent

Slide 3 - Quiz

Dilemma:

A
Rijk maar geen vrienden
B
Arm en veel vrienden

Slide 4 - Quiz

Dilemma:

A
Geen handen hebben
B
Geen voeten hebben

Slide 5 - Quiz

Dilemma:

A
Sneller typen
B
Sneller lezen

Slide 6 - Quiz

Dilemma:

A
Nooit meer friet
B
Elke dag friet

Slide 7 - Quiz

Dilemma:

A
Kroket
B
Frikandel

Slide 8 - Quiz

Dilemma:

A
Leven in het verleden
B
Leven in de toekomst

Slide 9 - Quiz

Dilemma:

A
Geen ontbijt
B
Geen avondeten

Slide 10 - Quiz

Wat is een compromis?
A
Een kabinet waarin twee of meer partijen met elkaar samenwerken.
B
Persoon die gaat bekijken welke politieke partijen met elkaar willen regeren.
C
Persoon die onderzoekt welke partijen met elkaar het beste kunnen en willen regeren.
D
Tussenoplossing waar meerdere partijen zich in kunnen vinden.

Slide 11 - Quiz

Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn normen?
A
Gedragsregels.
B
Opvattingen over wat belangrijk is.
C
Straffen.
D
Beloningen.

Slide 12 - Quiz

Van wie leer je normen en waarden? :
A
Vrienden
B
Thuis
C
Door je geloof
D
Door de overheid

Slide 13 - Quiz

Een voorbeeld van christelijke normen en waarden is....
A
Moord is een zonde
B
Naastenliefde is een zonde
C
Polytheïsme is belangrijk

Slide 14 - Quiz

Norm of waarde?
Bidden voor het eten.
A
Norm
B
Waarde

Slide 15 - Quiz

Norm of waarde?
Vriendelijkheid
A
Norm
B
Waarde

Slide 16 - Quiz

Norm of waarde?:
Vrijheid
A
Norm
B
Waarde

Slide 17 - Quiz

Wat is een belang?
A
Iets wat jij belangrijk vindt
B
Een soort wet
C
Een lastige keuze
D
Voordeel dat je ergens van hebt

Slide 18 - Quiz

Wat is sociale ongelijkheid?
A
Dat je op social media minder vrienden hebt dan een ander.
B
Dat je sociale leven best wel saai is.
C
Dat er een ongelijk verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen, kennis en politieke macht is.
D
Dat er sprake is van heel veel sociale contacten in je leven en dat is oneerlijk tegenover anderen.

Slide 19 - Quiz


Nepnieuws

  • Nieuws dat niet op waarheid berust, gemaakt om aandacht te vragen of voor de grap. 
  • Kan zelfs ingezet worden bij verkiezingen. 
  • Vaak schokkend, hoe meer er wordt geklikt hoe meer dit verschijnt in zoekmachines en op sociale media.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo



Manipulatie


  • De situatie in een reclame is natuurlijk niet zoals die in het echt is.  Er is sprake van manipulatie.
  • Manipulatie = Feiten worden met opzet weggelaten of veranderd.

Slide 22 - Diapositive



Propaganda


Bewust eenzijdige informatie geven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden 

Slide 23 - Diapositive

Indoctrinatie
Mensen langdurig,
systematisch en 
dwingend eenzijdige
opvattingen
opdringen
met de bedoeling dat
zij deze opvattingen
kritiekloos
overnemen

Slide 24 - Diapositive

Manipulatie, propaganda en indoctrinatie

Slide 25 - Diapositive

Wat is 
polarisatie?
Polarisatie:  tegenstellingen tussen twee groepen zijn zo groot dat het problemen oplevert.



In tijden van crisis ontstaat er eerder polarisatie.


Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Objectief / subjectief

Objectief = feiten, het weergeven zoals het is

Subjectief = je geeft aan wat je ergens van vindt

Slide 28 - Diapositive

Filterbubbels
Algoritmes en big data > laten je zien wat je wil zien!
  • Facebook
  • Google
  • TikTok
  • YouTube

Slide 29 - Diapositive

Selectieve waarneming

Slide 30 - Diapositive

Stereotypes en vooroordelen

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Als feiten met opzet worden weggelaten of veranderd, noemen we dat ...
A
Beeldvorming
B
Persvrijheid
C
Manipulatie
D
Privacy

Slide 33 - Quiz

"Alle Russen drinken wodka" is een
A
Stereotype beeld
B
Vooroordeel
C
Vorm van indoctrinatie
D
Vorm van manipulatie

Slide 34 - Quiz

Noord-Koreanen horen steeds maar weer over 'hun geweldige leider' en dat de VS de vijand is. Welk begrip past hier het best bij?
A
Manipulatie
B
Selectieve waarneming
C
Beeldvorming
D
Indoctrinatie

Slide 35 - Quiz

In een reclame wordt verteld hoe lekker een hamburger is maar niet dat er veel vetten in zitten.
A
Indoctrinatie
B
Manipulatie

Slide 36 - Quiz

Onder propaganda verstaan we:
A
dat de massamedia worden gecontroleerd door de machthebbers.
B
dat de media alleen berichten uitzenden om mensen voor bepaalde ideeën te winnen
C
dat de massamedia feiten en meningen verwisselen.
D
dat mensen uit nieuws een selectie maken.

Slide 37 - Quiz

Welk woord past bij het beleid van de Chinese regering?
A
Propaganda
B
Indoctrinatie
C
Censuur
D
Debat

Slide 38 - Quiz

Indoctrinatie is:
A
inspelen op de selectieve perceptie van mensen.
B
het opdringen van eenzijdige opvattingen.
C
het vervormd waarnemen van bepaalde informatie.
D
opzettelijk bepaalde feiten weglaten.

Slide 39 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Een voorbeeld van een indoctrinatie is: “Dikke mensen zijn gezellig.”
2. Je beeldvorming is betrouwbaarder als je meerdere soorten media volgt.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 40 - Quiz

Wat klopt niet?
A
Indoctrinatie is een extreme vorm van manipulatie
B
Indoctrinatie is langdurig eenzijdige meningen doorgeven
C
Indoctrinatie komt voor in Noord-Korea
D
Indoctrinatie gebeurt alleen bij vrouwen

Slide 41 - Quiz

Indoctrinatie heeft alleen met feiten te maken,
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quiz

Wat hebben alle complottheorien gemeen?
A
De meeste dingen zijn echt waar
B
De complottheorien zijn heel vaag beschreven
C
Ze zijn vaak bedacht door mensen die in hun eigen realiteit willen leven
D
Er is geen bewijs dat het waar is

Slide 43 - Quiz

Welke uitspraak over het referentiekader is juist?
A
Dit kader bestaat uit normen, waarden en gedragingen.
B
Hoe diverser de kaders, hoe eenvoudiger het samenleven.
C
Dit kader wordt iedere vier jaar opnieuw vastgesteld.
D
Dit kader is bij vrouwen veelzijdiger dan bij mannen.

Slide 44 - Quiz