Database Gebruik: SQL en NoSQL

Database Gebruik: SQL en NoSQL
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Database Gebruik: SQL en NoSQL

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kan je basisbegrip van database gebruik tonen, inclusief DDL en DML instructies in SQL en NoSQL databases.

Slide 2 - Diapositive

Leg het leerdoel van de les uit aan de studenten.
Wat weet je al over het gebruik van databases?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een database?
Een database is een georganiseerde verzameling van gestructureerde gegevens.

Slide 4 - Diapositive

Definieer wat een database is en geef voorbeelden.
SQL
Structured Query Language (SQL) is een taal die wordt gebruikt voor het beheren en manipuleren van relationele databases.

Slide 5 - Diapositive

Leg uit wat SQL is en hoe het wordt gebruikt.
DDL instructies in SQL
Data Definition Language (DDL) instructies in SQL worden gebruikt voor het creëren, aanpassen en verwijderen van database-objecten, zoals tabellen en indexen.

Slide 6 - Diapositive

Beschrijf de DDL instructies in SQL en geef voorbeelden.
DML instructies in SQL
Data Manipulation Language (DML) instructies in SQL worden gebruikt voor het toevoegen, wijzigen en verwijderen van gegevens in tabellen.

Slide 7 - Diapositive

Beschrijf de DML instructies in SQL en geef voorbeelden.
NoSQL
NoSQL is een verzamelnaam voor databases die geen gebruik maken van het relationele model.

Slide 8 - Diapositive

Leg uit wat NoSQL is en waarom het wordt gebruikt.
Equivalentie in NoSQL
In NoSQL databases worden verschillende instructies gebruikt die overeenkomen met de DDL en DML instructies in SQL.

Slide 9 - Diapositive

Leg uit hoe de equivalentie werkt en geef voorbeelden.
Praktische oefeningen
Oefen met het schrijven van SQL en NoSQL instructies door middel van praktische oefeningen.

Slide 10 - Diapositive

Geef de studenten verschillende oefeningen om te voltooien.
Oefening 1: SQL DDL
Schrijf een SQL DDL instructie om een nieuwe tabel genaamd 'klanten' te maken met kolommen voor 'naam', 'leeftijd' en 'stad'.

Slide 11 - Diapositive

Instrueer de studenten om deze oefening uit te voeren en bespreek de oplossing.
Oefening 2: SQL DML
Schrijf een SQL DML instructie om een nieuwe rij met gegevens toe te voegen aan de 'klanten' tabel.

Slide 12 - Diapositive

Instrueer de studenten om deze oefening uit te voeren en bespreek de oplossing.
Oefening 3: NoSQL DDL
Schrijf een NoSQL DDL instructie om een nieuwe collectie genaamd 'producten' te maken.

Slide 13 - Diapositive

Instrueer de studenten om deze oefening uit te voeren en bespreek de oplossing.
Oefening 4: NoSQL DML
Schrijf een NoSQL DML instructie om een nieuw document toe te voegen aan de 'producten' collectie.

Slide 14 - Diapositive

Instrueer de studenten om deze oefening uit te voeren en bespreek de oplossing.
Oefening 5: Geavanceerde SQL
Schrijf een SQL instructie om gegevens uit meerdere tabellen te halen door middel van een JOIN operatie.

Slide 15 - Diapositive

Instrueer de studenten om deze oefening uit te voeren en bespreek de oplossing.
Oefening 6: Geavanceerde NoSQL
Schrijf een NoSQL instructie om gegevens uit meerdere collecties te halen door middel van een aggregatiepijplijn.

Slide 16 - Diapositive

Instrueer de studenten om deze oefening uit te voeren en bespreek de oplossing.
Oefening 7: Probleemoplossing
Los een specifiek probleem op door SQL of NoSQL instructies te schrijven.

Slide 17 - Diapositive

Instrueer de studenten om deze oefening uit te voeren en bespreek de oplossing.
Oefening 8: Uitdaging
Los een complex probleem op door SQL of NoSQL instructies te schrijven.

Slide 18 - Diapositive

Instrueer de studenten om deze oefening uit te voeren en bespreek de oplossing.
Samenvatting
Bespreek de belangrijkste punten die in de les zijn behandeld en beantwoord eventuele vragen.

Slide 19 - Diapositive

Vat de les samen en beantwoord vragen van de studenten.
Evaluatie
Geef de studenten de mogelijkheid om hun begrip van de les te evalueren door middel van een quiz of opdracht.

Slide 20 - Diapositive

Geef de studenten de evaluatiemogelijkheid en beoordeel hun begrip.
Bronnen
Vermeld de bronnen die zijn gebruikt voor het maken van de les.

Slide 21 - Diapositive

Vermeld de bronnen en geef suggesties voor verder lezen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 23 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 24 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.