H3 Grammatica woordsoorten - wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Welkom

Stap 1: Leg het huiswerk open op tafel (blz.38)

Stap 2: Log in op LessonUp met eigen naam. Vul de code in (links onderin).

Stap 3: Lezen in leesboek.

Vandaag

Nakijken

Terugblikken op vorige les (korte herhaling)

Leerdoelen

Instructie wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Zelfstandig werken

Afsluiting

Nakijken huiswerk

Je kijkt zelf na.

Je kijkt na in stilte. 

Je verbetert de antwoorden direct! (ernaast)

Terugblik

Alle woordsoorten kort herhaald. 

Lidwoord HET kan ook een zelfstandig naamwoord zijn. 

Verschil persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord. 

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Ga je ook naar zijn feestje? 

1. persoonlijk
2. bezittelijk

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Je hebt ons niets verteld.

  

1. persoonlijk
2. bezittelijk

Zijn pen doet het niet.

Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord?

Geen idee, jullie kunnen een bioscoopbon geven.

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord

bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord?

Oké, dat is dan ons cadeau voor jou.

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord

bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord?

Zullen we dan met z'n drieën naar de film gaan?

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord

bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord?

Ja, goed! Met jullie erbij is het altijd gezellig

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord

Leerdoelen

Ik kan het verschil benoemen tussen wederkerend en wederkerig voornaamwoord. 

Ik kan een voorbeeld noemen bij wederkerend en wederkerig voornaamwoord.

Ik kan in de zin herkennen of het gaat om een persoonlijk voornaamwoord of een wederkerend voornaamwoord. 

Wederkerend voornaamwoord

	wederkerend voornaamwoord	voorbeeld
eerste persoon ev.	me	ik schaam me
tweede persoon ev.	je u	jij schaamt je
derde persoon ev.	zicht	u schaamt u (zich)
eerste persoon mv.	ons	wij schamen ons
tweede persoon ev.	je u	jullie schamen je u schaamt u (zich)
derde persoon	zich	zij schamen zich

Wederkerende voornaamwoorden

Persoonlijk	Wederkerend
ik	me/mij
jij/je	je
hij/zij/het	zich
wij	ons
jullie	je/jullie
zij	zich

Verschil persoonlijk vnw en wederkerend vnw

Wederkerende voornaamwoorden

Persoonlijk	Wederkerend
ik	me/mij
jij/je	je
hij/zij/het	zich
wij	ons
jullie	je/jullie
zij	zich

'Ik schaam me.' 

Hij verveelt zich.

Wederkerig voornaamwoord

(wedig.vnw)

Het wederkerig voornaamwoord lijkt op het wederkerend voornaamwoord, maar het wederkerig voornaamwoord verwijst naar meerdere mensen, voorbeeld woorden: 

Elkaar, elkander, mekaar.

Wederkerig voornaamwoord

voorbeelden:

- De boksers wilden elkaar niet te veel bezeren.

- Zij vinden elkaar hartstikke leuk.

- Zij zijn aan elkander gewaagd.

- Wij moeten met mekaar samenwerken.

Even oefenen

Schaam je je niet?

1. wederkerend
2. wederkerig

Hij wast zich.

1. wederkerend
2. wederkerig

Zij kunnen niet van elkaar afblijven.

1. wederkerend
2. wederkerig

Het team zorgt goed voor mekaar.

1. wederkerend
2. wederkerig

Ik besef me dat ik weleens een fout maak.

1. wederkerend
2. wederkerig

Versprak jij je tijdens uw toespraak?

1. wederkerend
2. wederkerig

Aan het werk 

Wat?

Opdracht 13 t/m 16 (blz.41)

Hoe?

10 minuten ZS

Vragen stellen tijdens rondes lopen

overige tijd ZF

Nabespreken/vragen

Afsluiting les

Schrijf twee voorbeelden op van een wederkerend voornaamwoord en een wederkerig voornaamwoord.