Woordsoorten

Woordsoorten
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Woordsoorten

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordsoort - werkwoord
Een werkwoord is een woordsoort.
Het woord dat zegt wat iets of iemand doet of overkomt:
werkwoord.

Vervoegen:
Lachen - lach / lacht / lachen / lachte / lachten / gelachen / lachend.




Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordsoorten

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg woordsoorten
Wie doet het? (ond)
Wat doet mijn vader? (pv)
Wat repareert mijn vader? (lv)
Mijn vader
repareert
de auto.
Bez. vnw.
znw
ww
lw
znw
1
Woordsoortbenoeming => Uit welke soorten woorden bestaan zinsdelen. R

Slide 4 - Diapositive

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord (ww)

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Lidwoord (lw)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Werkwoord (ww)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijke naamwoord
D
Lidwoord

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans

Slide 11 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
De bakker heeft verschillende broden gebakken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Lidwoord (lw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord (ww)

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik één boterham gegeten.
A
Lidwoord
B
Geen lidwoord

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb gisteren drie hoofdstukken in mijn boek gelezen!
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Lidwoord (lw)
D
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Ik heb hele goede cijfers op mijn rapport!  
A
Lidwoord (lw)
B
Voorzetsel (vz)
C
Zelfstandig naamwoord (zn)
D
Werkwoord (ww)

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Op zaterdag slaapt mijn broer altijd heel lang uit
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel te veel gegeten.
A
Zelfstandig naamwoord(zn)
B
Werkwoord (ww)

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.

LET OP:
Soms is het ook een pers. vnw.
Het gaat regenen, Hoe gaat het met jou?

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij hem

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Weet je nog wat persoonlijke voornaamwoorden zijn? Zoek het persoonlijk voornaamwoord.
A
zijn
B
ik
C
haar
D
mijn

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Haar is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Persoonlijk voornaamwoord
Geen persoonlijk voornaamwoord
Het boek is van mij
Mijn speelgoed
Hun tassen
Ik schrijf hun een brief
Jouw zus
De hond is van jou

Slide 27 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 28 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
hen
ik
jij
jou
jouw
mijn
onze
wij
uw
zijn

Slide 29 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions