Voor donderdag ook 48 en 49 en tijdens de les 51/52/53
En DENK AAN DE VLOG ALS DIE ONVOLDOENDE WAS!!!!
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Hausaufgaben 3 maart
Ik heb de studiewijzer een beetje aangepast.
maken oef 40 a en b met lidwoord erbij.
+ maken 45/46/47
Voor donderdag ook 48 en 49 en tijdens de les 51/52/53
En DENK AAN DE VLOG ALS DIE ONVOLDOENDE WAS!!!!
Slide 1 - Diapositive
Unser Ziel heute
* wiederholen Grammatik der- /ein-Gruppe
und Präpositionen 3 und 4
*Hausaufgaben besprechen
Slide 2 - Diapositive
Seite 27 und 29
Pak deze pagina's erbij van je werkboek. Nu mag en kun je het er nog bij gebruiken maar tijdens de toets kan dat helaas niet meer, dus hoe meer je het nu uit je hoofd probeert des te beter. Ik vraag 1 van jullie het antwoord uit te leggen. Daar leren jullie het meeste van.
Slide 3 - Diapositive
Voorzetsels (=vrz) 4e nmv:
Durch, = door
Für, = voor(mij)
Gegen, = tegen
Ohne, = zonder
Um, = om
Bis, = tot
Entlang, = langs
Ezelsbruggetje GOEDBUF
Al deze vrz krijgen altijd het rijtje van de 4e nvm en dus ook van het pers nmv mich, dich, ihn enz.
Slide 4 - Diapositive
Voorzetsels 3e nmv:
Aus, = uit
Bei, = bij
Mit, = met
Nach, = naar/na
Seit, = sinds
Von, = van
Zu, = naar (personen en gebouwen)
Außer (ausser), =behalve
Gegenüber, = tegenover
Ezelsbruggetje GANZvonBAMS
Al deze voorz. krijgen altijd het rijtje van de 3e nmv dus ook van het pers vnw mir, dir, ihm enz!
Slide 5 - Diapositive
Ohne (zijn) ........... Handy geht Kai nicht weg.
Slide 6 - Question ouverte
Wir geben (de) ........... Kindern ein Eis.
Slide 7 - Question ouverte
Ich habe heute leider (geen) ........... Zeit(v).
Slide 8 - Question ouverte
Die Blumen sind für (mijn) ........... Mutter.
Slide 9 - Question ouverte
Ich habe (een) ........... Nebenjob(m).
Slide 10 - Question ouverte
(onze) ........... Wohnzimmer(o) ist nicht sehr groß.
Slide 11 - Question ouverte
Antwoorden oefening 40
das Konzert (es) /das Fest (es). /die Fahrradtour. (sie /der Film (er)
der Freizeitpark (er /. das Training (es). / die Wanderung/ (sie).