Les 3 spijsverteringsstelsel

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
GezondheidsleerMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Hoe gaat het vandaag met jullie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage


Kletspraat
Wat is jouw beste eigenschap?

Slide 3 - Question ouverte

In het hondenpension waar je werkt is een puppy aanwezig van 10 weken oud. De puppy heeft hoge koorts, braakt, heeft een dikke buik, diarree, gele slijmvliezen en een melkglasoog. Welke ziekte heeft dit dier?
A
Hondenziekte (CDV)
B
Kennelhoest
C
Hondsdolheid
D
Besmettelijke leverziekte

Slide 4 - Quiz

Op de cattery waar je stageloopt is een kater aanwezig. Het dier is sloom, eet niet, is veel afgevallen en erg mager, heeft koorts, bleke slijmvliezen, gebitsproblemen en opgezette lymfeklieren. Welke ziekte heeft dit dier?
A
Kattenziekte
B
Buikvliesontsteking (FIP)
C
Kattenleukemie (FeLV)
D
Kattenaids (FIV)

Slide 5 - Quiz

Je werkt op de dierenambulance. Je haalt een zwerfkat op. Na onderzoek valt op dat het dier een zeer dikke buik heeft en zwaar ademt (benauwd). Welke ziekte heeft dit dier?
A
Kattenleukemie (FeLV)
B
Buikvliesontsteking (FIP)
C
Kattenaids (FIV)
D
Hondsdolheid

Slide 6 - Quiz

Op de cattery waar je werkt is een volwassen kat aanwezig die koorts, een loopneus en ontstoken ogen heeft met veel korsten op het gezicht en veel kwijlt. Welke ziekte heeft dit dier?
A
Niesziekte
B
Kattenziekte
C
Buikvliesontsteking (FIP)
D
Kattenaids (FIV)

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Hoeveel elementen heeft een hond in het gebit? En een kat?
A
Hond 30, kat 42
B
Hond 32, kat 40
C
Hond 42, kat 30
D
Hond 40, kat 32

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Welke beweringen zijn waar?
1. Bij gingivitis is het kaakbot ontstoken.
2. Bij parodontitis is alleen het tandvlees ontstoken.
A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
Beide beweringen zijn waar
D
Beide beweringen zijn niet waar

Slide 18 - Quiz

Noem drie maatregelen die je kan nemen om tandvlees- en kaakontsteking bij dieren te voorkomen.

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Welke bewering(en) zijn waar?
1. Bij een overbeet steken de ondertanden te ver voorbij de voortanden.
2. Bij onderbeet steken de voortanden te ver voorbij de ondertanden.
A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
Beide beweringen zijn waar
D
Beide beweringen zijn niet waar

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Soms moet een dier braken terwijl er niets mis is met het spijsverteringsstelsel zelf. Noem enkele oorzaken hiervan.

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Welk dier mag je laten vasten?
A
Hond
B
Kat
C
Konijn
D
Rat

Slide 28 - Quiz

Braken is meestal onschuldig. Noem drie gevallen bij braken waarin je echter wél naar een dierenarts moet met een dier.

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Noem enkele maatregelen die je kan nemen om maagtorsie te voorkomen.

Slide 32 - Question ouverte

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Noem enkele oorzaken van diarree.

Slide 36 - Question ouverte

Diarree is meestal onschuldig. Noem drie gevallen bij diarree waarin je echter wél naar een dierenarts moet met een dier.

Slide 37 - Question ouverte

Hoe voel jij je na deze les?
A
B
C
D

Slide 38 - Quiz