H1 WEEK 50 chap. 2 Bron A

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

STARTKLAAR

- ga rustig op je vaste plek zitten.

- doe je jas uit.

- pak je etui en je boek.

- doe je tas op de grond.

- doe je telefoon in het ZAKKIE en doe je zakkie in je TAS.

- als de timer is afgelopen, stop je met praten en begint de les.

Plattegrond ZH1A

Plattegrond ZH1B

Plattegrond ZV1A

Vorige les

Leerdoelen

1. R Ik ken 10 woorden die met eten en drinken te maken hebben.

2. T1 Ik kan de woorden gebruiken in eenvoudige zinnen.

*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

blz. 58

Les mots de la semaine 50

Manger

La glace

Détester

Donc

Arriver

Préférer

Aimer

Ça coute

Cher

Je prends

Je voudrais

bon / bonne

eten

het ijs(je)

een hekel hebben aan

dus

aankomen

liever hebben

leuk / lekker vinden

dat kost

duur

ik neem

ik wil graag

lekker

Elle mange une glace.

C'est une grande glace, donc ça coûte cher.

Combien ça coute?

Je voudrais trois glaces s'il vous plaît.

Voilà monsieur.

6 euros s'il vous plaît.

J'aime les hamburgers

Je préfère le coca

Je déteste le café

Je prends le menu du jour.

Je voudrais l'addition s'il vous plaît.

arriver

C'est bon!

Instructie 

Chapitre 2

bron A

5ab, 6abc, 7a

p. 60

p. 61

ex. 5a

ex. 5a

p. 64

p. 64

Aan de slag

Maak alle opdrachten.

Leer les mots de la semaine 50 F-N / N-F.

Controlevragen

1. a.
2. b.
3. c.
4. d.

Nabespreking

Begrippen uit deze les

Begrippen uit deze les

Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen