Luistertoets en signaalwoorden les 1

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is in deze prent 'tweedimensionaal' bedoeld?
A
De reptielen die twee poten uitstrekken
B
De reptielen die op de tafel lopen
C
De reptielen midden in het tekenschrift
D
De reptielen die in en uit het tekenschrift kruipen

Slide 2 - Quiz

Wat is de 'kringloop' die de reptielen doormaken? Leg uit in je eigen woorden.

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

Nadat de beestjes uit de tekening gekropen zijn, klimmen ze op de werktafel van Escher. Later kruipen ze weer terug in het tekenschrift.

Hoeveel signaalwoorden van tijd herken je?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Maak zelf een zin met een signaalwoord van tijd:
als, daarna, eerst, later, nadat, nu, sinds, terwijl, tijdens, toen, totdat,
uiteindelijk, vervolgens, voordat, vroeger, zodra, zolang

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

Hoeveel signaalwoorden van opsomming tel je?

Allereerst loopt een stoet mannetjes de hele dag de trap op, maar daarnaast loopt een ander rij mannetjes de trap af. Verder doen er twee niet mee.

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Maak zelf een zin met een signaalwoord van opsomming:
bovendien, daarnaast, en, ook, ten eerste ... ten tweede, tevens, verder, ten slotte

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Wat is het signaalwoord van reden/verklaring/argument?

Escher ontwierp dit diertje omdat hij het vreemd vond dat er in de evolutie nooit een dier was ontstaan dat zich kon ontwikkelen tot een wiel.
A
omdat
B
dat
C
tot
D
vond

Slide 12 - Quiz

Maak hier zelf een zin met een signaalwoord van reden/verklaring/argument:
daarom, omdat, want, namelijk, dus, aangezien, dat blijkt uit, vanwege, immers

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

Hoeveel signaalwoorden van tegenstelling zitten er in de zin:
Hoewel Eschers ‘wentelteefje’ er levensecht uitziet, heeft het diertje toch nooit bestaan.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Maak zelf een zin met een signaalwoord van tegenstelling:

maar, hoewel, toch, echter, aan de ene kant ... aan de andere kant, daarentegen

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Hoeveel signaalwoorden van oorzaak/gevolg zie je in de zin:
Het water stroomt naar boven, waardoor het waterrad in beweging wordt gezet.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quiz

Maak zelf een zin met een signaalwoord van oorzaak/gevolg:
als gevolg daarvan, daardoor, door, doordat, dus, het gevolg is,
hierdoor, waardoor, zodat, vanwege, te danken aan

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

DOORDAT ik mijn mondkapje niet ophad, mocht ik de school niet in.
A
Signaalwoord van opsomming/volgorde
B
Signaalwoord van tijd
C
Signaalwoord van tegenstelling
D
Signaalwoord van oorzaak/gevolg

Slide 26 - Quiz

SINDS mijn vriendin mondkapjes draagt, ziet ze er veel beter uit.
A
Signaalwoord van tijd
B
Signaalwoord van tegenstelling
C
Signaalwoord van opsomming/volgorde
D
Signaalwoord van oorzaak/gevolg

Slide 27 - Quiz

Ik wil best een mondkapje opdoen naar school, MAAR mijn moeder vindt het kindermishandeling.
A
Signaalwoord van tijd
B
Signaalwoord van reden/argument
C
Signaalwoord van tegenstelling
D
Signaalwoord van oorzaak/gevolg

Slide 28 - Quiz

Ik geef al mijn geld uit aan designermondkapjes OMDAT ik net zo modieus wil zijn als Lady Gaga.
A
Signaalwoord van tijd
B
Signaalwoord van reden/argument
C
Signaalwoord van oorzaak/gevolg
D
Signaalwoord van tegenstelling

Slide 29 - Quiz

Uitleg luisteropdracht
niveau 3F

Eerste versie inleveren voor feedback over 2 weken

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

In de tekst wordt het woord 'metamorfose' gebruikt. Wat betekent dit?
A
Licht/donkercontrast
B
Vormverandering
C
Optische illusie
D
In de restvorm zie je een ander figuur

Slide 32 - Quiz

In de prent 'Dag en Nacht' zie je meerdere metamorfoses. Noem er één.

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive