Inhaaltoets PTA LJ3

intro
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

intro

Slide 1 - Diapositive

Hoe en Wat?
Conditionals
Gerund
Much/Many/Little/Few
Hoe en Wat?

Slide 2 - Diapositive

What is a conditional?

Slide 3 - Diapositive

Zero Conditional
Wanneer gebruiken we de zero conditional?
Hoe gebruiken we de zero conditional? 

Slide 4 - Diapositive

Wanneer gebruiken we de  'zero conditional'? 
> Wordt gebruikt voor dingen die absoluut gebeuren. Zonder twijfel. 
>> Algemene waarheden en wetenschappelijke feiten
> Wanneer dit gebeurt, gebeurt er dit 
If zinsdeel   -     hoofd zin
Present simple    -    present simple
If water reaches a 100 degrees, it boils
Zero Conditional

Slide 5 - Diapositive

Welke van deze zinnen is een 'zero conditional'?
A
Ice melts if you heat it.
B
If water reaches a 100 degrees, it boils.
C
If it rains, the grass gets wet.
D
All the answers are correct.

Slide 6 - Quiz

When you _______ (to turn off) the lights, it _______(to get) dark.
A
turn off, will get
B
turn off, get
C
turns off, gets
D
turn off, gets

Slide 7 - Quiz

Maak een zero conditional sentence!

Slide 8 - Question ouverte

First conditional

Slide 9 - Diapositive

Wanneer gebruiken we de 'first conditional'? 

> Wordt gebruikt als het best waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren.
> Wanneer het om een alledaagse situatie gaat.
>> If zin  daarna hoofdzin ( of andersom)
if + Present simple  daarna will+ heel werkwoord.
if + present simple daarna can + heel werkwoord.

If Bob leaves school, we will be sad.
First Conditional

Slide 10 - Diapositive

I________(go) shopping on the way home if I _____(have) time.
A
go, have
B
will go, have
C
go, will have

Slide 11 - Quiz

If Arsenal _____(win), they ____(be) the top of the league.
A
wins, will be
B
will win, are
C
will win, will be
D
win, will be

Slide 12 - Quiz

First conditional

Slide 13 - Diapositive

Second Conditional

Slide 14 - Diapositive

Wanneer gebruiken we de 'Second Conditional'? 
> Wordt gebruikt als het niet waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren.
> Wanneer het om niet alledaagse situaties gaat.

>> If zin  daarna  hoofdzin (of andersom)
 if + past simple  daarna  would + heel werkwoord
if + past simple daarna could + heel werkwoord
If I won a lot of money, I would buy a big house in the country.
Second Conditional

Slide 15 - Diapositive

If I _____(meet)the Queen of England, I ______(say) hello.
A
met, would say
B
would meet, said
C
would meet, would say

Slide 16 - Quiz

If I _____(be)you, I __________(go out) with that man.
A
were, won't go out
B
were, wouldn't go out
C
wouldn't be, wouldn't go out

Slide 17 - Quiz

Verschil tussen 1st and 2nd conditional:
First conditional: If I have enough money, I'll buy some new shoes.

De kans dat je dit zegt en genoeg geld bij elkaar weet te sparen is groot of groter dan bij de second conditional.

Second conditional: If I had enough money I would buy a house with twenty bedrooms and a swimming pool.

Waarschijnlijk ga ik nooit zoveel geld krijgen dus dit is maar een droomscenario of fantasie, dus niet echt!

It's much more likely that I'll have enough money to buy some shoes

Verschil First & Second Conditional

Slide 18 - Diapositive

Gerund

Slide 19 - Diapositive

Gerund 
gerund intro

Slide 20 - Diapositive

Welke woordsoort is het woord "cycling" in deze zin?
"I am [cycling] to my work."
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Quiz

Welke woordsoort is het woord "cycling" in deze zin?
"[Cycling] is my favourite hobby."
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quiz

Gerund
De gerund is een vorm van het werkwoord (stam + ing) die gebruikt wordt als zelfstandig naamwoord.
Deze vorm moet gebruikt worden:

  • Als onderwerp
       Swimming is fun

  •  Na de werkwoorden: enjoy, give up, go on, like, enjoy   
      I enjoy going to the seaside
Uitleg Gerund

Slide 23 - Diapositive

Hoe maak je de gerund?
Werkwoord +ing 

De gerund lijkt dus qua vorm heel erg op de present continuous, maar dan ZONDER een vorm van 'to be'

Slide 24 - Diapositive

Gerund na/ emoties
Can't stand/ hates
it's no use
doesn't mind 
enjoy
love - like
start - begin - stop - finish 

Slide 25 - Diapositive

Gerund or Infinitive
I don't mind reviewing grammar.
I hope to learn a lot.

Slide 26 - Diapositive

Gerund vs. Infinitive
- Beide een vorm die niet verandert als de tijd of het aantal
   personen verandert. 

- Verschil zit hem in het woord ervoor: 
Gerund (-ing): "avoid, keep, resist, risk, suggest, consider, ..."
Infinitive (-to): "agree, hope, want, promise, offer, need, ..."

Slide 27 - Diapositive