Schrijven voorbereiding examen
1 / 26
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke signaalwoorden gebruik jij vaak in het dagelijks leven?
Slide 2 - Question ouverte
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
Slide 14 - Diapositive
0
Slide 15 - Vidéo
Wat is formeel?
Slide 16 - Carte mentale
Met vriendelijke groet,
je
Groetjes
Akkoord gaan
Oké?
Formeel
Informeel
Slide 17 - Question de remorquage
Sollicitatiegesprek
A
Formeel
B
Informeel
Slide 18 - Quiz
Zakelijk
Hi Jan!
Geachte meneer/mevrouw,
Spreektaal
Met vriendelijke groet,
Groetjes!
Hoe gaat ie?
Liefs,
Hopelijk hoor ik snel van u,
Informeel
Formeel
Slide 19 - Question de remorquage
Slide 20 - Diapositive
Met vriendelijke groet is formeler dan hoogachtend.
A
niet waar
B
waar
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Bij schrijven zo weinig mogelijk tot geen zinnen beginnen met: 'Ik..'
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Diapositive
Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
