verzorgingsstaat 7: sociale ongelijkheid


Sociale ongelijkheid
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon


Sociale ongelijkheid

Slide 1 - Diapositive

leerdoel
Je kan de relatie tussen sociale ongelijkheid en de verzorgingsstaat uitleggen en herkennen.

Slide 2 - Diapositive

Past bij examendoel
de kandidaat kan de relatie tussen de verzorgingsstaat en sociale ongelijkheid uitleggen

Slide 3 - Diapositive

verdeling vermogen
Wat is wenselijk?
Hoe zou het echt zijn?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Tot de rijkste 1 procent van de wereld horen? 
Dan moet je 26.314 euro verdienen

Slide 6 - Diapositive

Piramide van Maslow

Niet iedereen haalt hetzelfde uit zijn werk.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Abraham Maslow 
(1908-1970)
Zijn ouders waren joodse immigranten van de eerste generatie, afkomstig uit Rusland, die gevlucht waren voor vervolging door het tsaristisch regime. Hij groeide op in een arbeiderswijk in Brooklyn, New York. Maslow was de oudste van zeven kinderen en werd door een psycholoog bestempeld als mentaal onstabiel. Zijn jeugd was moeilijk omdat hij geconfronteerd werd met antisemitisme door zijn leraren en andere kinderen uit Brooklyn.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Mensen werken om de huur van hun huis en het eten te kunnen betalen. Onder welke behoefte van de piramide van Maslow valt dat?
A
De behoefte aan erkenning en waardering
B
De behoefte aan veiligheid en zekerheid
C
De behoefte om erbij te horen
D
De eerste levensbehoeften

Slide 11 - Quiz

Wat is de vijfde en laatste behoefte volgens Maslow?
A
Waardering
B
Erbij horen
C
Ergens goed in worden
D
Zekerheid

Slide 12 - Quiz

Wat is de eerste behoefte volgens Maslow?
A
Veiligheid
B
Levensbehoefte
C
Waardering
D
Erbij horen

Slide 13 - Quiz

Welke laag van de piramide is werken voor geld?
A
1. levensbehoefte
B
2. veiligheid
C
3. erbij horen
D
4. waardering

Slide 14 - Quiz

Eten is een voorbeeld van welk type behoefte?
A
Waardering
B
Levensbehoefte
C
Ergens goed in worden
D
Zekerheid

Slide 15 - Quiz

Met je collega's uit eten gaan is een voorbeeld van welke behoefte?
A
Waardering
B
Erbij horen
C
Ergens goed in worden
D
Zekerheid

Slide 16 - Quiz

sociale ongelijkheid

Slide 17 - Diapositive

Sociale ongelijkheid
Er is sprake van wanneer verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden
tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken en een ongelijke waardering en behandeling. Ook rechten en plichten zijn niet gelijk verdeeld.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Vidéo

Sociale ongelijkheid
Ongelijke kansen tussen groepen in de samenleving

studie - werk - inkomen - status - macht 

Slide 21 - Diapositive

Sociale ongelijkheid betekent:
A
Je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder
B
Macht, kennis en geld zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving.
C
Alle maatschappelijke posities van hoog naar laag
D
Je kunt bewegen, zoals dansen, waardoor je een betere positie hebt.

Slide 22 - Quiz

Hebben we in onze samenleving gelijke kansen?
A
Ja, erg mee eens
B
Ja, beetje mee eens
C
Nee, beetje mee oneens
D
Nee, mee oneens

Slide 23 - Quiz

Maatschappelijke positie

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Welke factoren spelen een rol bij een maatschappelijke positie?
  1. Hoeveel geld je verdient.
  2. Hoeveel macht je hebt.
  3. De kennis die je nodig hebt.
  4. Talent
  5. Afkomst

Slide 26 - Diapositive

Prinses Amalia heeft door haar ………… een hoge maatschappelijke positie.
Welk woord is weggelaten?
A
Macht
B
Kennis
C
Afkomst
D
Talent

Slide 27 - Quiz

Leg met een voorbeeld uit waarom een lage maatschappelijke positie kan leiden tot crimineel gedrag.

Slide 28 - Question ouverte

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. De maatschappelijke positie is de plaats die je in de samenleving hebt.
2. Een docent dankt zijn maatschappelijke positie aan zijn afkomst.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 29 - Quiz

Sociale mobiliteit
Het stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder.

Slide 30 - Diapositive

Ongelijkheid en mobiliteit
  • Sociale ongelijkheid: macht, kennis en geld zijn niet eerlijk over de mensen verdeeld. 
  • Sociale mobiliteit: mogelijkheid te stijgen op de ladder. Opleiding en inzet belangrijker dan beroep ouders.

Slide 31 - Diapositive

Jordi's ouders hebben geen vervolgopleiding gedaan en hebben niet veel geld. Jordi doet goed zijn best op school en start zijn eigen bedrijf. Dit is een voorbeeld van:
A
Sociale mobiliteit
B
De verzorgingsstaat
C
De macht van de media
D
Mobiliteit der Nederlanden

Slide 32 - Quiz

cultureel kapitaal
De beheersing van culturele vaardigheden.
Het gaat over vaardigheden eigen zijn aan hogere sociale posities. Het zijn de schoolse kennis, houdingen, opvattingen en smaak die kenmerkend zijn voor hoge sociale posities. 

Het is de 'know-how' van de gebruiken en normen & waarden van mensen die het gemaakt hebben. 

Slide 33 - Diapositive

lowbrow/highbrow
Als het woord lowbrow wordt gebruikt, gaat het  om culturele activiteiten, kunstuitingen, taalgebruik, kleding, vakanties, eten, etc. die als laagdrempelig en toegankelijk worden gezien, 'voor het grote publiek'.   Als iets highbrow is, kunst bijvoorbeeld, wordt het beschouwd als hoogstaand en als 'voor de elite'. 

Slide 34 - Diapositive

lowbrow

Slide 35 - Question ouverte

highbrow

Slide 36 - Question ouverte