Examentraining mavo 4: leesvaardigheid

Examentraining - leesvaardigheid
Leerjaar 4
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Examentraining - leesvaardigheid
Leerjaar 4

Slide 1 - Diapositive

Onderwerp van een tekst
  • Beschrijft in één woord of in enkele woorden waarover een tekst gaat.

Slide 2 - Diapositive

Hoofdgedachte van de tekst
  • Wat zegt de schrijver over het onderwerp?
  • Bekijk de titel.
  • Lees de eerste alinea.
  • Lees de kernzinnen van de alinea's.
  • Lees het slot.

Slide 3 - Diapositive

Let op!
  • Op je examen wordt er vaak gevraagd naar de hoofdgedachte van de tekst.
  • Lees de meerkeuzevragen goed. Sommige antwoorden gaan maar over een gedeelte van de tekst.

    Slide 4 - Diapositive

    Schrijfdoelen
    Een schrijver van een tekst heeft altijd een bepaalde bedoeling met zijn tekst.

    Slide 5 - Diapositive

    Schrijfdoelen
    • Informeren;
    • Instructie geven;
    • Overtuigen;
    • Activeren;
    • Amuseren (vermaken);
    • Gevoelens oproepen.

    Slide 6 - Diapositive

    Tekstsoort
    Vaak kun je het doel van een tekst ontdekken door te herkennen wat voor tekstsoort het is.

    Bijvoorbeeld: nieuwsbericht, recept, recensie.

    Slide 7 - Diapositive

    Tekstsoort en doelen
    Nieuwsbericht -> informeren
    Recept -> instructie geven
    Ingezonden brief -> overtuigen
    Reclametekst -> activeren
    Stripverhaal -> amuseren
    Gedicht -> gevoelens oproepen (=amuseren)

    Slide 8 - Diapositive

    Leesstrategieën
    1. Oriënterend lezen
    2. Globaal lezen;
    3. Intensief lezen;
    4. Zoekend lezen.

    Slide 9 - Diapositive

    Leesstrategieën
    Oriënterend lezen (TITAA +bron)
    • Kijk naar de titel, lees de inleiding, 
    • lees de  tussenkopjes, 
    • bekijk de afbeeldingen 
    • bekijk de anders gedrukte woorden
    • bekijk de bron van de tekst.

    Slide 10 - Diapositive

    Leesstrategieën
    Globaal lezen (deelonderwerpen vinden)
    • Je weet het onderwerp omdat je al oriënterend hebt gelezen
    • Je leest nu van iedere alinea de eerste (en tweede) en laatste (en één na laatste) zin
    • De belangrijkste zin van de alinea is de kernzin 
    • Het slot heeft ook een kernzin!

    Slide 11 - Diapositive

    Leesstrategieën
    Intensief lezen
    • Je leest de hele tekst.
    • Je let op details.
    • Probeer te begrijpen wat er in de tekst staat.

    Slide 12 - Diapositive

    Functie van een afbeelding
    • Trekken van aandacht.
    • Voegt nieuwe informatie toe.
    • Nodig om de tekst beter te begrijpen.

    Slide 13 - Diapositive

    Leesstrategieën
    Zoekend lezen
    • Zoek naar trefwoorden.
    • Zoek gericht naar informatie in de tekst.

    Slide 14 - Diapositive

    Indeling van een tekst
    Titel
    Inleiding
    Middenstuk - kern van de tekst
    Slot  - (een nieuwsbericht heeft geen slot)

    Slide 15 - Diapositive

    Functies van de inleiding
    Inleiding
    • Aandacht trekken van de lezer door bijvoorbeeld in te gaan op een actuele gebeurtenis, het vertellen van een anekdote of het belang van de lezer bij de zaak benadrukken.
    • Onderwerp, vraagstelling of de mening die schrijver over het onderwerp heeft, introduceren.
    • De opbouw (welke deelonderwerpen er behandeld worden) aankondigen.

    Slide 16 - Diapositive

    Functies van het slot
    Let op: hoofdgedachte van de tekst staat vaak in het slot (behalve bij een Nieuwsbericht).
    • Conclusie geven.
    • Samenvatting geven van de tekst.
    • Advies geven.
    • Waarschuwing geven.
    • Oproep doen.

    Slide 17 - Diapositive

    Signaalwoorden
    • Het is handig om de signaalwoorden uit je hoofd te leren.
    • Je herkent dan de verbanden van de tekst.

    Slide 18 - Diapositive

    Signaalwoorden

    Slide 19 - Diapositive

    Verwijswoorden
    Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.

    • Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.

    Slide 20 - Diapositive