2B_oefenen met Koppen 2

Nu met kleine letters s, w en f.
De kleine letter geeft aan in welk seizoen een droge periode is.
s = sommertrocken ('s zomers droog)
w = wintertrocken  ('s winters droog)
f = fehlt (geen droge periode)
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Nu met kleine letters s, w en f.
De kleine letter geeft aan in welk seizoen een droge periode is.
s = sommertrocken ('s zomers droog)
w = wintertrocken  ('s winters droog)
f = fehlt (geen droge periode)

Slide 1 - Diapositive


A
Cf
B
Cw
C
Cs
D
Df

Slide 2 - Quiz


A
Af
B
Cs
C
As
D
Cf

Slide 3 - Quiz


A
Cw
B
Dw
C
EF
D
ET

Slide 4 - Quiz

Waarom Dw en niet E?
Bij een D klimaat is de koudste maand onder -3ºC en warmste boven +10ºC

Bij een E klimaat (kou klimaat) 
komt de temperatuur nooit boven de 10ºC. 

Slide 5 - Diapositive


A
BW
B
Bw
C
BS
D
Bs

Slide 6 - Quiz

BW
Bij de B klimaten (droogte klimaten)
gebruiken we de hoofdletters W en S.

BW = Woestijnklimaat
(minder dan 200mm neerslag per jaar)
BS= Steppeklimaat
(tussen 200mm en 400mm neerslag per jaar)

Slide 7 - Diapositive


A
Df
B
ET
C
EF
D
Ef

Slide 8 - Quiz

EF klimaat
EF (F staat voor frost)
Bodem is permanent bevroren (permafrost)

Hele jaar onder de 0 graden.

Slide 9 - Diapositive


A
EF
B
Et
C
Ef
D
ET

Slide 10 - Quiz

ET Klimaat
ET = Toendra klimaat

extreem koud.
Warmste maand tussen 0 en 10 graden.

Slide 11 - Diapositive


A
Df
B
Ds
C
Cf
D
Af

Slide 12 - Quiz


A
Cf
B
Df
C
As
D
Ds

Slide 13 - Quiz


A
Cf
B
Df
C
As
D
Ds

Slide 14 - Quiz


A
Cf
B
Df
C
As
D
Cs

Slide 15 - Quiz