oefentoets th 6 voortplanting planten

oefentoets thema 6 
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

oefentoets thema 6 

Slide 1 - Diapositive

1a
Welkom
telefoon op zijn kop op tafel
 zoek je plek op
pak je spullen 
Wordt stil.


timer
2:00
stopwatch
00:00

Slide 2 - Diapositive

oefentoets maken
  • Je kijkt op je eigen scherm.
  • Je kijkt niet op andere websites en/of lessen online.
  • Als je een vraag hebt, dan steek je je hand op.
  • Je blijft stil.
  • De toets bestaat uit 22 vragen.
  • Je kunt in totaal 39 punten halen. Bij iedere vraag staat het aantal punten wat je kunt halen.

Succes!

Slide 3 - Diapositive

Kies uit het volgende lijstje de juiste onderdelen en sleep ze naar de goede plek.
Stamper
Meeldraad
Helmdraad
Kelkblad
Kroonblad
Stempel
Stijl

Slide 4 - Question de remorquage

Bloemen zijn organen van zaadplanten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Welke delen vormen samen de stamper van een bloem?
A
Helmdraad en helmknopjes
B
Stempel en vruchtbeginsel
C
Stempel, stijl en vruchtbeginsel
D
Stempel, stijl en zaadbeginsel

Slide 6 - Quiz

Sleep de onderdelen naar de goede plek in het plaatje.
Stamper
Bloemkelk
Meeldraden
Bloemkroon

Slide 7 - Question de remorquage

Waar zit de helmdraad?
A
1
B
2
C
3

Slide 8 - Quiz

Je ziet hiernaast een bloem in de knop.
Welke functie hebben de kelkbladeren in dit plaatje? Noem er 1.

Slide 9 - Question ouverte

Veel mensen hebben orchideeën in huis, omdat ze mooi gekleurde bloemen hebben (zie foto).
Wat is de functie van de mooi gekleurde bloemen in de natuur?
A
Ze stoten insecten af
B
Ze lokken insecten
C
Ze lokken mensen
D
Bloemkleur heeft geen functie

Slide 10 - Quiz

Ellie en Bas praten over de delen van een bloem.
Ellie zegt: meeldraden maken stuifmeel.
Bas zegt: in het vruchtbeginsel zitten soms meerdere zaadbeginsels.

Wie heeft of hebben er gelijk?
A
Alleen Ellie heeft gelijk
B
Alleen Bas heeft gelijk
C
Ellie en Bas hebben allebei gelijk
D
Ellie en Bas hebben allebei ongelijk

Slide 11 - Quiz

Welke van de onderstaande voorbeelden is een voorbeeld van bestuiving?
A
Stuifmeel van een roos komt op het kroonblad van een andere roos
B
Stuifmeel van een roos komt op de stempel van een brandnetel
C
Stuifmeel van een viooltje komt op de stempel van een ander viooltje

Slide 12 - Quiz

Bij welke pijl is er GEEN sprake van bestuiving?
A
Pijl 1
B
Pijl 2
C
Pijl 3

Slide 13 - Quiz

Hoe heten de mannelijke geslachtscellen van een plant?
A
Sporen
B
Stuifmeel
C
Eicellen
D
Pollen

Slide 14 - Quiz

Hoe heet onderdeel 2?

Slide 15 - Question ouverte

Welke bloemen hebben lange meeldraden die buiten de bloem hangen?
A
Insectenbloemen
B
Windbloemen

Slide 16 - Quiz

Wel of geen bestuiving?
Stuifmeel van een appelboom komt terecht op een stempel van een perenboom.
A
Wel bestuiving
B
Geen bestuiving

Slide 17 - Quiz

Hiernaast zie je een bloem.
Schrijf op wat voor soort bloem dit is (insect- of windbloem)en noem een kenmerk van dit soort bloem.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is bevruchting?
A
Het openbarsten van de stuifmeelbuis
B
Het ontstaan van zaden in het vruchtbeginsel
C
Het versmelten van de kernen van de stuifmeelkorrel en de eicel
D
Het ontstaan van de stuifmeelkorrels en eicellen

Slide 19 - Quiz

Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde.
Stuifmeelkorrel komt op de stempel terecht
De kern van de stuifmeelkorrel gaat door de stuifmeelbuis naar het zaadbeginsel.
Er groeit een stuifmeelbuis uit de stuifmeelkorrel door de stijl.
Bij het zaadbeginsel knapt de stuifmeelbuis open.
De kernen van de stuifmeelkorrel en de eicel versmelten met elkaar

Slide 20 - Question de remorquage

Uit de bevruchte eicel van een plant ontstaat het hele zaadje.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Sleep de onderdelen naar de juiste plek.
Eicel
Stijl
Zaadbeginsel
Vruchtbeginsel
Stempel

Slide 22 - Question de remorquage

Hiernaast zie je de hooikoortsradar van 26 en 27 mei.
Doetinchem ligt op de blauwe stip. (klik op het plaatje om in te zoomen)

Je hebt last van hooikoorts als je allergisch bent voor bepaalde soorten stuifmeelkorrels die in de lucht zweven.
Van welke soort bloemen zouden er veel stuifmeelkorrels in de lucht vliegen?
A
Insectenbloemen
B
Windbloemen

Slide 23 - Quiz

Bijen halen hun voeding uit bloemen. Dit nemen ze mee naar hun korf.
Wat maken ze hiermee?
A
Honing
B
Nectar
C
Bloemsap
D
Stuifmeel

Slide 24 - Quiz

Kies uit het volgende lijstje de juiste onderdelen en sleep ze naar de goede plek.
Kroonblad
Stempel
Meeldraad
Helmdraad
Vruchtbeginsel
Stamper
Kelkblad
Helmknop

Slide 25 - Question de remorquage

Wat groeit er uit het vruchtbeginsel?
A
zaden
B
vrucht
C
plantje

Slide 26 - Quiz

Op welke manier worden in de plant hiernaast de zaden verspreid?
A
wind
B
dieren
C
bloem zelf

Slide 27 - Quiz

Wat is bestuiving?
A
overbrengen van stuifmeel naar stempel
B
overbrengen van stuifmeel naar meeldraad
C
overbrengen van stuifmeel naar bijenkorf
D
ander woord voor bevruchting

Slide 28 - Quiz

Bloem onderdelen met hun kenmerken en functies   
Kelkblad
Kroonblad
Meeldraden
Stamper
Mannelijk voortplantingsorgaan
Stempel, stijl, vruchtbeginsel
Lokken insecten
Produceert eicellen (vrouwelijke geslachtscellen)
Helmdraden en helm-knoppen
Produceert stuifmeel (mannelijke geslachtscellen)
Beschermt de bloem tegen kou en uitdroging
Groot en kleurrijk, soms klein en groen. 
Meestal groen

Slide 29 - Question de remorquage

Zijn de onderdelen van de bloem mannelijk of vrouwelijk?
T1
Mannelijk
Vrouwelijk
Helmdraad
Stempel
Stijl
Stuifmeelkorrel
Meeldraad
Eicel
Stamper
Helmhokje
Vruchtbeginsel

Slide 30 - Question de remorquage

Wat is geen kenmerk van insectenbloemen?
A
Vaak groot en opvallende kleur
B
Bevatten nectar
C
Ruwe, kleverige stuifmeelkorrels
D
Helmknoppen hangen vaak buiten bloem

Slide 31 - Quiz

Windbloemen
A
Hebben felgekleurde kroonbladeren en een lekkere geur
B
Produceren nectar
C
Hebben veervormige stempels
D
Hebben kleverig stuifmeel

Slide 32 - Quiz

Windbloem of insectenbloem?
A
Windbloem
B
Insectenbloem

Slide 33 - Quiz

bij geslachtelijke voortplanting versmelten een ..... en een ....
A
chromosomen en zaadcel
B
vader en moeder
C
bevruchting en zaadcel
D
zaadcel en eicel

Slide 34 - Quiz

Wat is waar over geslachtelijke voortplanting?
A
Organismen die hierbij ontstaan (nakomelingen) hebben telkens hetzelfde genotype
B
Dit moet altijd met hetzelfde geslacht zijn
C
Organismen die hierbij ontstaan (nakomelingen) hebben telkens een ander genotype)
D
Dit komt alleen bij mensen voor

Slide 35 - Quiz

Wat is geslachtelijke voortplanting?
A
Voortplanting door seks
B
Voortplanting zonder seks
C
Voortplanting zonder geslachtscellen
D
Voortplanting met geslachtscellen

Slide 36 - Quiz

Geslachtelijke voortplanting is
A
eicel wordt bevrucht
B
zaadcel wordt bevrucht
C
altijd inwendig
D
hetzelfde als bestuiving

Slide 37 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van geslachtelijke voortplanting?
A
uitwendige bevruchting
B
bestuiving van planten
C
bevruchting van een plant
D
voortplanting van vogels

Slide 38 - Quiz

Einde oefentoets
Klik zo op het kruisje rechtsonderin. Controleer of je alle opdrachten ingevuld hebt en klik op "inleveren".

De docent controleert of je het ingeleverd hebt.  

Je mag in stilte wat voor jezelf gaan doen maar niet op je telefoon.
Je blijft net zolang stil totdat iedereen de toets af heeft.

Slide 39 - Diapositive