4.4 De evolutietheorie & 4.7 Ontstaan van soorten

Evolutie
4.4 De evolutietheorie
4.6 Evolutie in populaties
4.7 Ontstaan van soorten
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Evolutie
4.4 De evolutietheorie
4.6 Evolutie in populaties
4.7 Ontstaan van soorten

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesprogramma
  • Huiswerk
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Vragen
  • Nabespreken
  • Huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.
  • Je kunt manieren van reproductieve isolatie beschrijven.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Evolutie

Slide 5 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Evolutie
De geleidelijke ontwikkeling van het leven op aarde, van simpele naar complexere organismen

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Evolutietheorieën

Gaan over het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten 

Lamarck (1744-1829):
Eigenschappen veranderen tijdens leven individu. Veranderde eigenschap wordt doorgegeven   FOUT
Darwin (1809-1882):
On the origin of species (1859) --> evolutietheorie

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Creationisme
Alle organismen zijn geschapen

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Intelligent design
Combinatie van evolutie en schepping.

Complexe ontwikkelingen ontstaan door 'schepper'.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Neodarwinistische evolutietheorie  

= Evolutietheorie (Darwin) gecombineerd met de  kennis over erfelijkheid

DNA voor het eerst ontdekt in 1871 en de structuur pas ontdekt in 1953

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Neodarwinistische evolutietheorie  

Gaat uit van: 

  1. Diversiteit in genotype
  2. Natuurlijke selectie
  3. Soortvorming door reproductieve isolatie


Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe komt een grote variatie in genotype binnen een soort tot stand?
A
Mutatie
B
Door verandering in het fenotype
C
Recombinatie
D
Mutatie en recombinatie

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Variatie in genotype
  • Mutatie: verandering in het DNA
  • Recombinatie: verdelen van de chromosomen bij meiose en bevruchting

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke selectie

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke selectie

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke selectie

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke selectie
Individuen met een betere adaptatie (aanpassing) aan het milieu hebben een grotere overlevingskans.

Voor- of nadelige eigenschappen worden dus bepaald door het milieu.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Genetic Drift

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Survival of the fittest
De best aangepaste overleeft!
Individuen met een gunstig genotype overleven en krijgen meer nakomelingen.
Fitness:

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het veranderen van een soort
  • Niet alle individuen van dezelfde soort zijn gelijk (genetische variatie).
  • Die het beste passen in de omstandigheden en in het gebied hebben op dat moment meer overlevingskans.
  • Ook meer kans op voortplanting, dus om dit door te geven aan nakomelingen.
  • Na vele jaren zie je deze variant van de soort (bijna) alleen nog maar en zijn andere varianten (bijna) verdwenen).

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Door veel variatie in genotypen zijn er ook meer verschillende fenotypen.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een diersoort komen veel variaties in genotypen voor. Wat is waar?
A
De soort heeft een grotere overlevingskans
B
Dit is een probleem bij verandering in de milieuomstandigheden
C
Een individu heeft een grotere overlevingskans
D
De variatie komt door ongeslachtelijke voortplanting

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Evolutie
A
Theorie die uitgaat van variaties in genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten
B
ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen of verdwijnen

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waardoor kunnen nieuwe soorten ontstaan?

Een nieuwe soort ontstaat alleen als er ook sprake is van:
reproductieve isolatie tussen populaties van dezelfde soort.

Bij reproductieve isolatie zijn groepen van elkaar gescheiden waardoor ze niet meer kunnen paren.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oorzaken van reproductieve isolatie
Geografische isolatie.
(Bv. bosbrand deelt bos
doormidden.)


Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oorzaken van reproductieve isolatie
Verschillen in gedrag.
(Bv. ‘vreemd’ baltsgedrag of andere zang.)

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oorzaken van reproductieve isolatie
Verschillen in tijd.
(Bv. bloeien in een andere maand.)

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ontstaan van nieuwe soorten
Let op!
Een nieuw allel ontstaat door TOEVALLIGE mutatie. 
Een verandering die voordeel geeft is dus een TOEVALLIGE verandering. 

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reproductieve isolatie.
Welke oorzaak hoort hier niet tussen:
A
geografische isolatie
B
verschillen in tijd
C
keuze in partner
D
verschillen in gedrag

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nieuwe soorten kunnen ontstaan door:
A
Genen zich aanpassen aan de omgeving.
B
Uiterlijk verandert doordat soorten met andere soorten combineren.
C
Soorten een andere levenswijze aanemen als dat beter uitkomt en daardoor genen veranderen
D
Toevallige mutaties een voordeel oplevert/-en voor de soort.

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Eilandtheorie
Darwin vond op de Galapagos Eilanden op elk eiland verschillende soorten vinken.
Elke vink bleek na lange tijd van reproductieve isolatie aangepast te zijn voor de leefomgeving op zijn eiland.

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Juist of onjuist. Sommige vinken hebben de snavel aangepast zodat ze beter zaden kunnen eten.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Eilandtheorie
Darwin ontdekte dat:
  • Hoe groter het eiland, hoe meer soorten er voor- kwamen.
  • Hoe verder van het vaste land, hoe minder soorten.
Effect afstand tot vaste land.
Effect grootte van het eiland.

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eilandtheorie
Op een kleiner eiland sterven soorten eerder uit.
Reden: minder ruimte voor populaties (voedsel, nestplaatsen etc.)

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eilandtheorie
Dit is als volgt weer te geven:
Invloed op biodiversiteit van eiland door:
  • immigratie en
  • uitsterven (extinctie)
Relatie tussen afstand en grootte eiland voor biodiversiteit eiland.

Slide 36 - Diapositive

Benadruk de ligging van het evenwicht in biodiversiteit tussen de verschillende soorten eilanden.
In Nederland hebben we een 'ecologische' hoofdstructuur
(in samenwerking met andere Europese landen).
Dit om de natuureilandjes met elkaar te verbinden.
Waarom is dt belangrijk?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Hierdoor zorg je dat er niet te veel soorten komen
B
Hiermee hou je de biodiversiteit groot
C
Dan kun je beter nieuwe soorten laten ontstaan
D
We maken van alle 'kleine' eilandjes, één groot eiland

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Eiland P dichtbij, groot.
Eiland Q dichtbij, klein.
Eiland R veraf, groot.
Eiland S veraf, klein.
Met welke letters in de grafiek komen de eilanden overeen?
punt a
punt b
punt c
punt d
Eiland P
Eiland Q
Eiland R
Eiland S

Slide 38 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk
Leren en maken 4.4, 4.6 en 4.7

Opdracht 40, 41, 43 t/m 47, 66, 67, 69, 71, 73, 74

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions