Chapitre 1 Les vacances

Doel van Chapitre 1

Jij herkent en kent straks de namen van landen in het Frans, hoe jij nationaliteiten in het Frans zegt en hoe jij  de voorzetsels naar/ in  kunt gebruiken.
Je kunt een kort gesprekje voeren over jouw vakantie en een gesprek over de vakantie begrijpen.
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

Éléments de cette leçon

Doel van Chapitre 1

Jij herkent en kent straks de namen van landen in het Frans, hoe jij nationaliteiten in het Frans zegt en hoe jij  de voorzetsels naar/ in  kunt gebruiken.
Je kunt een kort gesprekje voeren over jouw vakantie en een gesprek over de vakantie begrijpen.

Slide 1 - Diapositive

les pays en français

Slide 2 - Carte mentale

Landen hebben in het Frans altijd een lidwoord 
L'Afrique
L'Egypte
Le Maroc
Le Gabon
La Tunisie
La Namibie

Slide 3 - Diapositive

Lidwoorden bij landen
Jij zag net een lijst van landen in Africa.
Nu een lijst van landen in Europa :
La France, la Suisse, la Belgique, la Croatie, la Norvège, la Finlande, la Russie, la Pologne
L'Allemagne, l'Irlande, l'Italie, l'Angleterre  
Le Luxembourg, Le Royaume Uni, le Portugal, le Danemark

Slide 4 - Diapositive

Welke lidwoorden voor welke landen ?
le 
la 
l'
les
Le voor "mannelijke" landen  
als het land niet op E eindigt
La voor "vrouwelijke" landen
als het land wel  op E eindigt 
L' als het land met een klinker begint
LES als het land in het meervoud is
Les Etats-Unis

Slide 5 - Diapositive

Hoe zeg jij Zwitserland in het Frans ?
A
la Suède
B
la Savoie
C
la Suisse
D
le Savognin

Slide 6 - Quiz

Welke landen hebben een grens met Frankrijk ?
A
L'Espagne, la Suisse, l'Allemagne, l'Autriche, le Lichtenstein
B
la Belgique, le Luxembourg, l'Allemagne,la Suisse , l'Italie, l'Espagne
C
la Belgique, l'Allemagne, La Suisse, l'Italie, l'Espagne, le Portugal
D
La Suisse, l'Allemagne,l'Italie,l'Espagne, le Luxembourg

Slide 7 - Quiz

Hoe heten de inwoners van Frankrijk ?
A
les François
B
les Françons
C
les Français
D
les Françans

Slide 8 - Quiz

Hoe heten de inwoners van Italië ?
A
les Italois
B
les Italiens
C
les Italons
D
les Italians

Slide 9 - Quiz

Noem minimaal 5 landen waar Frans als moedertaal gesproken wordt. Schrijf ze op in het Frans met lidwoord.

Slide 10 - Question ouverte

les devoirs
Opdracht 3, 6A, 7A, 9 en 10

Slide 11 - Diapositive

Tu as passé de bonnes vacances?

Oui, j'ai ............

Slide 12 - Diapositive

C'etait comment?

Super!
Magnifique!
Formidable

Slide 13 - Diapositive

Tu as été où?
J'ai été en :
Angleterre
Allemagne
France
Hollande
Belgique
Aux Pays-Bas

Slide 14 - Diapositive

Il a fait ........   ?
Oui, il a fait beau, chaud, 30 degrés

Non, il a fait mauvais, froid

Slide 15 - Diapositive

Qu'est-ce que tu as fait pendant tes vacances?

J'ai été  à la plage
J'ai visité Amsterdam
J'ai fait du camping
j'ai fait de l'escalade
J'ai fait les magasins

Slide 16 - Diapositive

Avec qui?
Avec mon père
Avec ma mère
       Avec mes parents
 Avec ma soeur
  Avec mon frère
      Avec mon copain
   Avec ma copine

Slide 17 - Diapositive

Les vacances, tu as été où?

Slide 18 - Carte mentale

c'était comment, les vacances?

Slide 19 - Carte mentale

Il a fait beau?

Slide 20 - Carte mentale

Passé Composé
Je gebruikt de passé composé als je vertelt wat je hebt gedaan

Deze tijd maak je door een vorm van het werkwoord 
avoir + een voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord maak je door : 
 heel werkwoord min -er > é

Slide 21 - Diapositive

J'ai passé de bonnes vacances
Dus : J'ai = vorm van avoir
Passé = voltooid deelwoord
Vertaling = ik heb doorgebracht
    Tu as passé
il a passé
                 Nous avons passé
             Vous avez passé
     Ils ont passé

Slide 22 - Diapositive

Onregelmatige voltooid deelwoorden
Soms kan je niet een voltooid deelwoord maken met -é
Kijk wat het dan wordt :
Ik heb gehad = jái eu
Ik ben geweest = jái été
                   Ik heb gemaakt, gedaan = j'ai fait

Kijk op blz 33 in je boek!!

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Vertaal :
Wij hebben een goede vakantie doorgebracht in Duitsland
A
Ils ont passé de bonnes vacances en Angleterre
B
Vous avez passé de bonnes vacances en Allemagne
C
Nous avons passé de bonnes vacances en Allemagne
D
Ils ont passé de bonnes vacances en Angleterre.

Slide 25 - Quiz

Bezittelijk voornaam woord
Basile est mon frère
Justine est ma soeur
Paul et Annette sont mes parents
Wat betekenen : mon, ma, mes?
Waarom zijn de vormen steeds anders?

Slide 26 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord 2
   Dit zijn alle vormen :
       Mon,   ma,    mes, = mijn
Ton,    ta,    tes= jouw
                Son,    sa,    ses = zijn of haar
                       Notre,    notre,    nos = onze/ons
                   Votre,    votre,    vos= jullie, uw
        Leur,    leur,    leurs = hun

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Slide 29 - Vidéo

Vertaal : haar broer, zijn zus
A
sa frère, son soeur
B
son frère, sa soeur
C
sa soeur, sa frère
D
son soeur, son frère

Slide 30 - Quiz

Jullie ouders, hun zussen
A
Votre parents, leurs soeurs
B
Vos parents, leur soeurs
C
Votre parents, leur soeur
D
Vos parents, leurs soeurs

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Vidéo

Slide 33 - Vidéo

Slide 34 - Vidéo