Verhoudingen klas 1 (4.1 4.2 en 4.3)


A
18 en 72
B
24 en 60
C
18 en 60
D
24 en 72
1 / 20
suivant
Slide 1: Quiz
RekenenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon


A
18 en 72
B
24 en 60
C
18 en 60
D
24 en 72

Slide 1 - Quiz


A
9 en 15 liter
B
3 en 5 liter
C
6 en 10 liter
D
30 en 50 liter

Slide 2 - Quiz

Uitleg

Slide 3 - Diapositive


A
7 m2
B
10,5 m2
C
14 m2

Slide 4 - Quiz

Wie fietst in een uur de meeste kilometers?

A
Sjoerd
B
Marloes
C
John
D
Kim

Slide 5 - Quiz

Bart verdient met zijn baantje 18,00 euro voor zes uur werken.
Per maand werkt hij 24 uur.
Hoeveel euro verdient Bart per maand?
A
36 euro
B
54 euro
C
60 euro
D
72 euro

Slide 6 - Quiz

Rob gaat drop kopen.
De drop kost 1,60 euro per 200 gram.
Hoeveel betaalt Rob voor 500 gram drop?
A
3,20 euro
B
4,00 euro
C
4,80 euro
D
6,00 euro

Slide 7 - Quiz

Uitleg

Slide 8 - Diapositive

Vijf van de 25 bloemen in een boeket zijn rood van kleur.
Welke verhouding is goed?
A
1 op de 4 is rood
B
1 op de 5 is rood
C
1 op de 6 is rood
D
1 op de 25 is rood

Slide 9 - Quiz

Tien repen chocola kosten 15 euro.
Hoeveel kosten 2 repen chocola?
A
3,20 euro
B
3,60 euro
C
3,00 euro

Slide 10 - Quiz

Een groep vrienden gaat samen een dagje uit.
Eerst gaan ze naar het Centraal museum, daarna naar het dierenpark en als afsluiting gaan ze bowlen.
Bereken de totale kosten per persoon voor het uitje.
A
22 euro
B
25 euro
C
28 euro
D
31 euro

Slide 11 - Quiz

Frank maakt limonade volgens de verhouding
3 delen siroop staat tot 5 delen water.
Hoeveel delen siroop heb je nodig voor 100 delen water?
A
300 delen
B
60 delen
C
30 delen
D
50 delen

Slide 12 - Quiz

Uitleg

Slide 13 - Diapositive

Uit een pak soep kun je
6 borden soep halen.
Hoeveel borden haal je uit 9 pakken?
Maak een verhoudingstabel.
A
18 borden
B
36 borden
C
54 borden

Slide 14 - Quiz

Uitleg

Slide 15 - Diapositive

Herman rijdt 120 km
in 60 minuten.
Neem de verhoudingstabel
over en vul in.
Hoeveel kilometer rijdt
Herman in 1 minuut?
A
1 km
B
2 km
C
3 km
D
4 km

Slide 16 - Quiz

Voor 4 euro's krijg je 5 dollars.
Bereken hoeveel dollars je
krijgt voor 56 euro's.
Gebruik de tabel.
A
70 dollars
B
60 dollars
C
80 dollars
D
75 dollars

Slide 17 - Quiz


A
40 gram
B
80 gram
C
24 gram
D
48 gram

Slide 18 - Quiz

40 tegels zijn te koop voor 60 euro.
Hoeveel kosten 30 tegels?
A
18 euro
B
35 euro
C
40 euro
D
45 euro

Slide 19 - Quiz

Wat vond je van deze les?

Slide 20 - Question ouverte