1.4 opbouw en indeling + extra les signaalwoorden

Nu Nederlands 
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 35 min

Éléments de cette leçon

Nu Nederlands 

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
Op welke manier controleer je de betrouwbaarheid van een tekst?
Welke tekst doelen zijn er?

Slide 2 - Diapositive

Herhaling

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?

Slide 5 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 6 - Quiz

Wat is het tekstdoel?

Slide 7 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 8 - Quiz

Wat gaan we leren?
Aan het eind van de les kun je:
  • Snel de weg vinden in een tekst.
  • Een tekst beter begrijpen

Slide 9 - Diapositive

Op welke manier is een tekst ingedeeld?

Slide 10 - Carte mentale

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Wat vertelt het onderwerp van de tekst?

Slide 13 - Question ouverte

Wat vertelt de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Maken
Doel: 
Snel de weg vinden in een tekst.
Een tekst beter begrijpen

Maken les 1 opdracht 1 en 2. blz. 32 en 33.
Maken les 2: Opdracht 3 t/m 5 blz. 34 t/m 38

Slide 20 - Diapositive

Terugblik
Op welke manier is een tekst ingedeeld? 
Hoe weet je waar een tekst over gaat?

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Wat gaan we leren?
Jullie leren wat signaalwoorden zijn.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Slide 25 - Diapositive

We gebruiken signaalwoorden voor:
- Een opsomming
-  Toelichting/ voorbeeld
-  Oorzaak/ gevolg
- Reden/ verklaring
- Doel / middel
-  Voorwaarde
- Tegenstelling/ vergelijking
- Samenvatting/ conclusie

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Opdrachten signaalwoorden
Welk signaal woord staat er in de zin? 

Slide 28 - Diapositive

Ten eerste vind ik Amsterdam een
mooie stad en verder vind ik het een
heel gezellige stad.

Slide 29 - Question ouverte

In de kantine kun je verschillende
broodjes kopen, bijvoorbeeld
pistolets met kaas of bruine bollen
met salami.

Slide 30 - Question ouverte

Eerst woonde hij hier alleen en nu
is zijn vrouw hier ook komen wonen

Slide 31 - Question ouverte

De boom voor mijn huis is
omgewaaid doordat het zo hard
heeft gestormd

Slide 32 - Question ouverte

Wij blijven nog even zitten, omdat
het hier zo gezellig is.

Slide 33 - Question ouverte

Ik slik elke dag een vitaminepil
om te voorkomen dat ik griep krijg.

Slide 34 - Question ouverte

In de zomer is het weer wel lekker in
Nederland, maar in de winter is het
vaak heel koud.

Slide 35 - Question ouverte

Welke signaalwoorden ken je? Noem er minimaal 4.

Slide 36 - Carte mentale

Vooruitblik 
De volgende les gaat over het herkennen van feiten, meningen en argumenten.

Slide 37 - Diapositive