- Je bent stil als een ander aan het woord is (SOWIESO als de docent aan het woord is!)
- Wil je niet luisteren of opletten, dan doe je iets zonder anderen af te leiden. Niet praten, wel tekenen, dagdromen, etc.
- Je blijft altijd zitten op je plaats. Wil je iets lenen, vraag aan de docent of je mag lopen.
- Je steekt je hand op als je iets wil vragen.
- Je hebt je spullen bij je. Sowieso altijd een pen / potlood. Daarnaast ook altijd een schrift om in te werken (of schrijfblok) voor het geval je geen laptop nodig hebt.
- Praat rustig tegen elkaar, verhef je stem niet.
- Heb respect voor elkaar, in taalgebruik en in handelen. Je blijft van andermans spullen af. Je scheldt niemand uit.
- Ga niet steeds in discussie: nee is nee, beslist is beslist.