H3 Lezen

H3 Lezen
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H3 Lezen

Slide 1 - Diapositive

Voorkennis
H1 Kernzinnen
H2 verbanden & signaalwoorden

Slide 2 - Diapositive

Waar in de alinea staat de kernzin?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

Lees onderstaande woord(groep)en en maak duo’s. Welke woorden horen bij elkaar en waarom? Je mag de woord(groep)en meer dan één keer gebruiken.
actie voor veilig kruispunt – beter zicht – betere conditie – betere ploeg – bril – brommer – cake – diploma – geen pijn meer – hardlopen – oven – paracetamol – school – sparen – stoplichten – teamtraining – veilig verkeer

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

Er zijn diverse combinaties mogelijk. Het eerste woord duidt steeds een middel aan en het tweede een doel dat met dat middel behaald (of bereikt) kan worden.

actie voor veilig kruispunt – stoplichten
stoplichten – veilig verkeer
teamtraining – betere ploeg
bril – beter zicht
brommer – school
oven – cake
hardlopen – betere conditie

school – diploma

paracetamol – geen pijn meer

sparen – brommer

Slide 7 - Diapositive

Van welk tekstverband is er sprake?

Er zijn te veel besmettingen in Nederland. Daardoor zitten wij nu thuis.
A
Concluderend
B
Redengevend
C
Oorzakelijk

Slide 8 - Quiz

Van welk tekstverband is er sprake?

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, omdat ik geen zin had.
A
Concluderend
B
Redengevend
C
Oorzakelijk

Slide 9 - Quiz

Van welk tekstverband is er sprake?

Ik ben ouder dan mijn klasgenoten.
A
Doel-middel
B
Vergelijkend
C
Samenvattend

Slide 10 - Quiz

Van welk tekstverband is er sprake?

Ik wil een nieuwe telefoon kopen, maar ik heb nog niet genoeg geld.
A
Doel-middel
B
Vergelijkend
C
Tegenstellend
D
Concluderend

Slide 11 - Quiz

Van welk tekstverband is er sprake?

Ik houd van ongezond eten, zoals friet.
A
Toelichtend
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Concluderend

Slide 12 - Quiz

Aan de slag

H3 Lezen (blz. 72): opdracht 1 

Slide 13 - Diapositive

Herhaling jaar 1: lees goed door, daarna volgen weer vragen. 
Er zijn vier tekstdoelen: informeren, amuseren, overtuigen, activeren. 

Een tekst is vaak ingedeeld in een : inleiding, middenstuk (kern) en slot. Dit noem je de tekstopbouw.

De hoofdgedachte van een tekst geeft antwoord op de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? De hoofdgedachte staat vaak in de inleiding of het slot. (De hoofdgedachte is een samenvatting van de tekst van 1  zin.) 

Slide 14 - Diapositive

Inleiding
Middenstuk
Slot
Deelonderwerp
je maakt kennis met het onderwerp van de tekst
hierin staat de meeste informatie van de tekst.
Het belangrijkste uit de tekst wordt herhaald. 
Het onderwerp van een alinea. 

Slide 15 - Question de remorquage

informeren
overtuigen
activeren
amuseren
nieuwsartikel
strip
betoog
reclamefolder
leesboek
theorie uit je schoolboek
meningtekst over een boek
poster voor een voorstelling

Slide 16 - Question de remorquage

Slide 17 - Diapositive

De inleiding van de tekst bestaat uit de volgende zinnen:
A
Wij dachten.....blijkt nu.
B
Wij dachten....ons lijf.
C
Mensen en muggen...ons lijf.
D
Het lachen....lacht het best.

Slide 18 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
activeren

Slide 19 - Quiz

De hoofdgedachte van deze tekst is
A
Muggen
B
Muggen blijven uit de buurt omdat ze anti-muggenspul vinden stinken.
C
Er worden beter muggenwerende stoffen ontwikkeld.
D
Malaria

Slide 20 - Quiz

Herhaling, lees goed door, daarna volgen vragen.
Tekstverbanden: Geeft de samenhang tussen woorden, zinnen en alinea's weer. Zorgt ervoor dat een tekst goed te lezen is. 
(opsomming, voorbeeld, tegenstelling, chronologisch)

Signaalwoorden: woorden die jou een signaal geven welk tekstverband aan de orde is. 

Slide 21 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden 
Toelichtend: zoals, bijvoorbeeld, dat wil zeggen, onder andere.....
Tegenstelling: maar, daarentegen, enerzijds...anderzijds....echter....
Opsomming:en, ook, in de eerste plaats, ten tweede...
Chronologisch: voordat, tijdens, vroeger, aanvankelijk, nadat, later...

Slide 22 - Diapositive

Toelichtend: Benoem het signaalwoord en benoem welk tekstverband erbij hoort. 
Ik houd van buitenlands eten, zoals Italiaans eten. 

Signaalwoord is : zoals

Tekstverband: voorbeeld

Slide 23 - Diapositive

Als ik op vakantie ga, pak ik mijn zwembroek, zonnebril en handdoek in.
Signaalwoord:
Tekstverband:

Slide 24 - Question ouverte

Ik ga graag op vakantie naar Italië, maar ik houd niet van pizza's.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: toelichtend

Slide 25 - Quiz

Snorkelen is mijn favoriete hobby, daarnaast houd ik van lezen.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband : tegenstelling
C
Tekstverband: toelichtend
D
Tekstverband: chronologisch

Slide 26 - Quiz

Nadat ik gefietst had, pakte ik een lekker glas drinken.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: toelichtend

Slide 27 - Quiz

Aan de slag
H3 lezen maken opdr 2

Huiswerk opdr 4

Slide 28 - Diapositive