1.2 zinsdelen

Nederlands zinsdelen

Deze les hoort bij 

NuNederlands taalverzorging 1.2 zinsdelen

• Je herkent en benoemt verschillende woordsoorten.
• Je weet wat een zinsdeel is. 
• Je benoemt verschillende zinsdelen.

Leerdoelen vandaag: 

Zinsdelen

- Zinnen kun je verdelen in zinsdelen

- Een zinsdeel kan bestaan uit één woord of uit een woordgroep

- Alles wat je voor de persoonsvorm kan zetten is één zinsdeel

1. Persoonsvorm

kan je vinden door:

- Vraagzin te maken

- Getalsproef

- tijdsproef

Ons vliegtuig vertrekt zondag om 9:00 uur vanaf Eindhoven airport.
Wat is het onderwerp?

1. Ons
2. Eindhoven airport
3. vertrekt
4. Ons vliegtuig

Waarom bel jij mij nooit eens terug?
Wat is het gezegde?

1. bel terug
2. bel
3. jij mij
4. terug

Ik neem altijd om half vijf de trein naar huis.
Wat is de persoonsvorm?

1. huis
2. Ik
3. neem
4. trein

Wendy ontwerpt een nieuwe tuin.
Wat is de persoonsvorm?

1. Wendy
2. ontwerpt
3. nieuwe
4. tuin

Wendy ontwerpt een nieuwe tuin.
Wat is het onderwerp?

1. Wendy
2. ontwerpt
3. nieuwe
4. tuin

Wendy ontwerpt een nieuwe tuin.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. wendy ontwerpt
2. een nieuwe tuin

De opdracht is hun niet helemaal duidelijk.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. De opdracht
2. hun
3. helemaal duidelijk