1B week 15 les 2 P3 Grammatica: uitleg betrekkelijk voornaamwoord

Welkom 1B
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom 1B
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 1 - Diapositive

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Vandaag

H62 Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 3 - Diapositive

Kern P3 te behandelen stof
H5 Zelfstandig naamwoord en lidwoord: behandeld
H6 Bijvoeglijke naamwoorden en telwoorden: behandeld
H19 Werkwoorden herkennen: behandeld
H20 Persoonsvorm: behandeld
H21 Onderwerp: behandeld 
H33 Werkwoordelijk gezegde behandeld
H34 Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord behandeld
H47 Voorzetsel: behandeld
H48 Persoonlijk voornaamwoord behandeld
H49 Bezittelijk voornaamwoord behandeld
H61 Aanwijzend voornaamwoord behandeld
H62 Betrekkelijk voornaamwoord behandeld
H75 Lijdend voorwerp behandeld
H76 Meewerkend voorwerp behandeld
H77 Bijwoordelijke bepaling behandeld

Slide 4 - Diapositive

Lesdoelen

Je leert hoe je het betrekkelijk voornaamwoord herkent in een zin. 



Slide 5 - Diapositive

Herhaling vorige les

Slide 6 - Diapositive


Herhaling aanwijzend voornaamwoord

Slide 7 - Diapositive

Uitleg aanwijzend voornaamwoord

Slide 8 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord
  • Deze, die, dit, dat, gene, gindse, zulke, zo'n, dergelijke. 
  • de-woorden> deze en die
  • het-woord> dit en dat
  • meervoud> deze en die

Slide 9 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord 
Een aanwijzend voornaamwoord wijst een mens, dier of ding aan. 
Met dat woord wijs je dus iets aan. 

Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan. 

Slide 10 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord 
dat eerder in de zin genoemd is.

Het eerder genoemde woord noem je een antecedent.

Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.

De man die in het ziekenhuis lag, is weer beter.
betrekkelijk voornaamwoord: die want die verwijst naar een woord dat eerder in de zin genoemd is
antecedent: de man want de man is het eerder genoemde woord en staat vlak voor het betr. vnw

Slide 11 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
  • Die
  • Dat
  • Wie 
  • Wat
  • Welke = ouderwets (in plaats van welke kan je altijd 'die' gebruiken)
  • Hetgeen = ouderwets (in plaats van hetgeen kan je altijd 'dat wat' gebruiken). Verwijst naar hele zinnen!

De kamer, welke voorzien is van een nieuwe vloer, is bijna klaar. 
De kamer,die voorzien is van een nieuwe vloer, is bijna klaar. 

We renden gisteren de marathon, hetgeen de meeste hardlopers erg zwaar vinden.

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld betrekkelijk voornaamwoord
De boom die omgevallen is, rot weg.
De jongen die daar staat, zit bij mijn broer in de klas.
Eindelijk is ons huis, dat al twee jaar te koop staat, verkocht.
Het enige wat ik deze vakantie wil doen, is aan het strand liggen.

Slide 13 - Diapositive


Betrekkelijk voornaamwoord met een ingesloten antecedent
Bij een ingesloten antecedent wordt het antecedent niet genoemd.

Het antecedent zit al in het betrekkelijk voornaamwoord.

Je kunt het ingesloten antecedent vervangen door: 
wat = dat wat of wie = degene die 
Wat je zegt ben je zelf. - Dat wat je zegt ben je zelf. 
Wie dat zegt, begrijpt het niet. - Degene die zoiets zegt, begrijpt het niet. 

Slide 14 - Diapositive

Huiswerk nakijken
H61 maken opdracht 1 t/m 8

Slide 15 - Diapositive

Huiswerk
H62 maken opdracht 1, 2, 3 en 9

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag

Ga aan de slag met het maken van de opdrachten. 
    Of
    Ga in je groepje aan de slag met jullie po. 


    Slide 17 - Diapositive


    Is de opdracht duidelijk?

    Slide 18 - Diapositive

    Volgende les
    Herhaling 

    Slide 19 - Diapositive

    Zijn voor jou de lesdoelen behaald?


    Ik kan het betrekkelijk voornaamwoord herkennen in een zin. 

    Slide 20 - Diapositive

    Hoe ging deze les?
    Wat heb je geleerd vandaag?

    Wat vond je leuk aan deze les? 

    Heeft iemand vragen?

    Slide 21 - Diapositive

    Fijne dag 
    &
    tot de volgende keer!

    Slide 22 - Diapositive