Oefentoets periode 2 - Pedagogisch Klimaat GPM

Veilig pedagogisch klimaat 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Veilig pedagogisch klimaat 

Slide 1 - Diapositive

Wat is een veilig pedagogisch klimaat?
A
Een omgeving waarin kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen, het is een omgeving waarin ze zich vertrouwd en veilig voelen.
B
De waarden en normen die in een klas gelden en waar de onderwijsassistent streng op is.
C
De sfeer zoals die in de groep beleeft wordt, waarbij de onderwijsassistent een leidende rol heeft.
D
Het onderlinge respect tussen de kinderen.

Slide 2 - Quiz

Wat is een ander woord voor pedagogisch klimaat ?
A
Pedagogische visie
B
Pedagogisch beleid
C
Opvoedingsklimaat
D
Alle antwoorden zijn onjuist

Slide 3 - Quiz

Opvoeden gaat vanzelfsprekend...
A
In een positief opvoedingsklimaat
B
In een opvoedingsklimaat waarin kind zich kan ontwikkelen.
C
In een veilig opvoedingsklimaat
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 4 - Quiz

Welke dingen hebben invloed op het pedagogisch klimaat?
A
Er is respect voor kinderen
B
De omgeving is ordelijk en fijn
C
De omgeving daagt uit
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Wat hoop je met pedagogische vaardigheden te bereiken?
A
Dat een kind zich op zijn gemak voelt
B
Dat een kind zich durft te onwikkelen
C
Dat het kind uitgedaagd word om verantwoordelijkheid te nemen
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Een groep is:
A
Een sociale structuur die richtlijnen geeft voor de interactie tussen de leden van een groep.
B
Een verzameling van twee of meer personen die een gemeenschappelijk doel hebben of die zich met elkaar identificeren
C
Een verzameling van twee of meer personen die samen zijn gekomen.
D
Een verzameling van minimaal 5 personen die gezamenlijk aan de slag gaan.

Slide 9 - Quiz

Een groepsstructuur is:
A
Een sociale structuur die richtlijnen geeft voor de interactie tussen de leden van een groep.
B
Een verzameling van twee of meer personen die een gemeenschappelijk doel hebben of die zich met elkaar identificeren
C
Een verzameling van twee of meer personen die samen zijn gekomen.
D
Een verzameling van minimaal 5 personen die gezamenlijk aan de slag gaan.

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Welke fase behoort niet tot de fasen van groepsvorming
A
De vormfase
B
De normfase
C
De rommelfase
D
De prestatiefase

Slide 12 - Quiz

Wat is de naam van de laatste fase binnen de fasen van groepsvorming?
A
De stormfase
B
De prestatiefase
C
De normfase
D
De afscheidsfase

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Wat betekent Theory of Mind?

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

In een groep zijn er allemaal rollen. Welke rol hoort NIET in een positieve groep ?
A
de gezagsdrager
B
De machthebber
C
de sociaal werker
D
De volger

Slide 17 - Quiz

Rollen in de groep: 
Positieve groep: 
De gezagsdrager, de sociaal werker, de organisator, de verkenner, de volgers, de appellant, de grappenmaker.
In de negatieve groep: 
De machthebber, de onrustzoekers, de meelopers en de zondebok.

Slide 18 - Diapositive

Welke methodische interventies kun je inzetten bij opvallend gedrag in de groep ?
A
Stoplichtmethode
B
Schildpadmethode
C
Gordon methode
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 19 - Quiz

Wat is een interventie ?
A
Systematische aanpak om een probleem op te lossen of aan te pakken.
B
Ingrijpen in een situatie wanneer je een kind 2 keer hebt aangesproken.

Slide 20 - Quiz

Welke antwoord is GEEN methodische techniek die kunt je toepassen bij opvallend gedrag ?
A
Kindobservatie
B
In gesprek met ouders
C
Plan van aanpak
D
Protocol signaleren van gedrag lezen.

Slide 21 - Quiz

Welke interactievaardigheid is belangrijk bij het creëren van een veilig pedagogisch klimaat ?
A
Sensitieve responsiviteit
B
Alle vaardigheden zijn belangrijk
C
Praten en uitleggen
D
Stimuleren van onderlinge interacties

Slide 22 - Quiz