H3 Steden - Paragraaf 3.2 - 3.4

1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Steden
Hoofdstuk 3

3.2
3.3. Steden in verandering
3.4 Megasteden, megaproblemen

Slide 2 - Diapositive

Afstand
Absoluut en relatief

"Afstand kan veranderen"

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat kun je zeggen over de afstand tussen Amsterdam en Parijs?

Slide 5 - Question ouverte

Absolute afstand is de afstand in tijd, geld of moeite.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Absolute afstand blijft altijd gelijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Welke ontwikkelingen hebben de relatieve afstand doen afnemen?

Slide 8 - Carte mentale

Afstand
Relatieve afstand = de afstand in tijd, moeite en geld.

Absolute afstand = de afstand in kilometers (hemelsbreed).

Slide 9 - Diapositive

De wereld van de grote stad
Paragraaf 3.2

Slide 10 - Diapositive

Leerdoelen 3.2
- Wat zijn de kenmerken van een stad?
- Hoe is de spreiding van steden wereldwijd?

- Je begrijpt wat het verband is tussen ontwikkelingsgraad, verstedelijkingsgraad en verstedelijkingstempo.

Slide 11 - Diapositive

Wat is een stad?
- Dorp
- Plaats
- Stad

Wat is wat?
En waar ligt de grens van de stad (Eindhoven?)

Slide 12 - Diapositive

Wanneer is een plaats een stad?

Slide 13 - Carte mentale

Dorp of stad?
- Voorzieningen + functies van de stad
- Opbouw bevolking
- Beroepsbevolking
- Type bebouwing
- Aantal inwoners, stadsrechten, bevolkingsdichtheid

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Steden in soorten en maten
Stad -> per land eisen verschillend
Hoofdstad ->
Megasteden -> 10 miljoen inw. of meer

Wereldstad -> megastad met "grote invloed" op de wereld.

Primate City

Slide 16 - Diapositive

Zoek met behulp van Google een voorbeeld van een Primate City

Slide 17 - Question ouverte

Waar vind je weinig megasteden ?
A
In de ontwikkelingslanden
B
In rijke landen in het binnenland
C
In Azië
D
In de semi-periferie aan de kust

Slide 18 - Quiz

Gebruik bron 5 uit je boek. Wat valt op aan de ligging van de megasteden?

Slide 19 - Question ouverte

Hoe heet het grootste stedelijke netwerk van Nederland?
A
Brabantstad
B
Meijerijstad
C
Randstad
D
Twente

Slide 20 - Quiz

Stedelijk Netwerk
Steden die op meerdere terreinen met elkaar samenwerken
- Ligging vaak "dicht" bij elkaar.

In Nederland:
Randstad
Brabantstad
Twente (Enschede/Almelo/Hengelo)

Slide 21 - Diapositive

Noteer zoveel mogelijk
kenmerken van gebieden waar
een stad kan ontstaan/gesticht kan worden

Slide 22 - Carte mentale

"Spreiding van Steden"
De locatie van een stad is belangrijk. Steden zijn niet zomaar ergens ontstaan.
De kenmerken van het gebied noem je site.

De locatie van een stad ten opzichte van andere steden is cruciaal. De Situation is tegenwoordig belangrijker

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Site/Situation
- De site verandert niet of nauwelijks.
(Klimaatverandering wellicht?)

- Situation verandert continu.
Brexit

Slide 25 - Diapositive

Beschrijf de site van Utrecht in eigen woorden

Slide 26 - Question ouverte

Licht de situation van Rotterdam (haven) toe.

Slide 27 - Question ouverte

Beschrijf de site of situation van een zelfgekozen stad.

Slide 28 - Question ouverte

Koloniale dubbelstad
Veel Noord-Afrikaanse / Islamitische steden bestaan uit twee gedeeltes.
Het oude gedeelte (de medina) is de oorspronkelijke stad.

De overheersers (veelal Frans) hebben een nieuwe stad (Ville Nouvelle) gebouwd naast de oude stad.

Slide 29 - Diapositive

Steden in verandering
Paragraaf 3.3

Slide 30 - Diapositive

Hoeveel % van de Nederlandse bevolking woont in de stad?
A
60%
B
70%
C
80%
D
90%

Slide 31 - Quiz

Wat zou voor jou een reden zijn om wel in een stad te gaan wonen?

Slide 32 - Carte mentale

Wat zou voor jou een reden zijn om in een dorp (op het platteland) te wonen?

Slide 33 - Carte mentale

Stad/Platteland
  • Verband Welvaart & Stadsbevolking
  • Zie Bron 8
    - Beschrijf wat je ziet in de bron
    - Koppel dit aan Welvaart
    - Toon aan de hand van een voorbeeld aan dat er een verband zit tussen Welvaart en de grote van steden.

Slide 34 - Diapositive

Verstedelijkingsgraad
-> Aantal % van de mensen die in de stad wonen
-> Verband met welvaart (zie volgende dia)
(hoe, hoe zin)

Nederland +/- 90% mensen in de stedelijke gebieden

Slide 35 - Diapositive

Wat is voor veel mensen in ontwikkelingslanden een reden om naar de stad te trekken?
A
Werk
B
Betere voorzieningen
C
Minder reisafstand
D
Hogere welvaart

Slide 36 - Quiz

Wat is voor mensen in ontwikkelde landen een reden om in de stad te gaan wonen
A
Werk
B
Betere voorzieningen
C
Minder reisafstand
D
Hogere welvaart

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Lien

Ondanks dat er meer mensen in de westerse stad wonen, ligt het urbanisatietempo in niet-westerse steden hoger. Wat betekent dit?

Slide 39 - Question ouverte

(sub)urbanisatie
Urbanisatie -> trek naar de stad vanaf het platteland.
Voornamelijk: werk (arbeid) + betere voorzieningen

Suburbanisatie -> trek uit de stad naar het platteland
Voornamelijk: meer rust, ruimte en groen.

Slide 40 - Diapositive

Bron 9
  •  Groei stadsbevolking t.o.v. groei plattelandsbevolking
    - Behalve in Afrika zijn er nog enkele andere delen van de wereld waar dit zou kunnen.
    - Leg uit waar ter wereld dit zou kunnen zijn en waarom.
    - Hoe zou de grafiek van Nederland er uit zien?
  • Urbanisatie, Suburbanisatie en Re-urbanisatie.

Slide 41 - Diapositive

Bron 10
-> "Westerse" stad = Amerikaanse Stad.
Europese Stad heeft
een historisch centrum.

Voor ieder onderdeel
leg je uit wat het is
en waarom het daar ligt.



Slide 42 - Diapositive

Central Business District (CBD)
-> Zakencentrum van de stad. Bedrijven vestigen zich hier en er ontstaat een centrum. Vroeger stonden hier de fabrieken.

* Hoeft niet aan de kust te liggen zoals
op plaatje.

Slide 43 - Diapositive

Oude woonwijken (Getto's)
Rondom het centrum liggen de oude woonwijken.
-> Voormalige arbeiderswoningen
-> dichtbij centrum vanwege afstand naar centrum
-> kleine (rijtjes)huizen

Gentrification:
Opknappen van oude woonwijken (waarom daar?)

Slide 44 - Diapositive

Middenklassewijk
Woonwijken waar de "middenklasse" woont.
- Iets verder buiten het centrum
- Ander type woning (tweekapper/vrijstaand)

Villawijk:
- Locatie buiten de stad / rand van de stad
-

Slide 45 - Diapositive

Suburbs + Sateliedsteden
Suburbs:
  • Wijken/dorpen rondom een grote stad
    - Brandevoort bij Helmond
    - Nuenen wellicht ook t.o.v. Eindhoven

  • Satellietstad: Steden dichtbij "de grote stad" met veel samenwerking. (Helmond - Eindhoven)

Slide 46 - Diapositive

Industrieterrein
- Verschil tussen Nr 4 en Nr 8.
* Fabrieken / Kantoorpanden
* Oude / Nieuwe industrie

Winkelcentra / Shopping Mall
-  Locatie opvallend
- Nieuwe ontwikkeling

Slide 47 - Diapositive

Megasteden, megaproblemen
Paragraaf 3.4

Hoe groter de stad.. hoe groter de problemen

Slide 48 - Diapositive

Hoe noem je wijken in niet-westerse steden waar veelal arme mensen wonen?
A
Favela's
B
Townships
C
Sloppenwijken
D
Slums

Slide 49 - Quiz

Wat voor problemen kent
een grote stad?

Slide 50 - Carte mentale

Beschrijf jouw voorbeeld uit de vorige vraag wat concreter.

Slide 51 - Question ouverte

Soorten problemen:
- Economische problemen
* Geen werk voor iedereen
* Verkeersproblemen
- Sociale problemen:
* Geen woonplek voor iedereen (politiek?)
* Grote verschillen tussen rijk en arm (politiek?)
- Ecologische problemen:
Milieuvervuiling/aantasting -> verkeersproblemen

Slide 52 - Diapositive