Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Quizzzz microscopie!
Slide 1 - Diapositive
Hoe heet het onderdeel van de microscoop: Een draaibare schijf waaraan de objectieven zitten.
A
Oculair
B
Revolver
C
Kiesschijf
D
Diafragma
Slide 2 - Quiz
Hoe heet het onderdeel van de microscoop: Op deze plek houd je de microscoop vast als je hem optilt.
A
Statief
B
Tubus
C
Rug
D
Klem
Slide 3 - Quiz
Welke vorm zie je als dit door de microscoop bekijkt?
Sleep de letter 'd.' naar de juiste vorm.
d.
Slide 4 - Question de remorquage
Wat doe je met een objectglas?
A
Daar haal je een voorwerp van af om te bekijken.
B
Daar leg je het voorwerp op wat je wilt gaan bekijken.
C
Het objectglas is het gaatje in de tafel van de microscoop.
D
Het objectglas leg je over het voorwerp heen.
Slide 5 - Quiz
Zet de stappen van microscopie op de juiste volgorde. 1 is de start, 3 is het einde.
Plaats het preparaat op de tafel.
Gebruik de kleine schroef
Draai de tafel omhoog
Slide 6 - Question de remorquage
Objectief
Oculair
Diafragma
Sleep de uitleg achter het juiste onderdeel
Een van de onderste lenzen aan een microscoop
Bovenste lens op een microscoop
Hiermee regel je de hoeveelheid licht door de tafel
Slide 7 - Question de remorquage
Sleep de namen van de onderdelen van de microscoop naar de juiste plek.
Oculair
Grote schroef
Revolver
Objectief
Slide 8 - Question de remorquage
Waarvoor zijn de objectieven van de microscoop?
A
beeld vergroten
B
hoeveel licht regelen
C
scherp beeld
D
stevigheid
Slide 9 - Quiz
Het oculair van een microscoop vergroot 10×. Het objectief van deze microscoop vergroot 10×. Wat is de totale vergroting van deze microscoop?
A
10x
B
100x
C
20x
D
40x
Slide 10 - Quiz
Voordat je met de microscoop gaat werken, controleer je altijd eerst de beginstand. Wat is de beginstand van de microscoop?
A
De kleinste vergroting voor en de tafel helemaal naar beneden.
B
De kleinste vergroting voor en de tafel helemaal naar boven.
C
De grootste vergroting voor en de tafel helemaal naar beneden.
D
De grootste vergroting voor en de tafel helemaal naar boven.
Slide 11 - Quiz
Als je een microscoop wil tillen, waar pak je de microscoop?
A
Bij de tubus
B
Bij het statief
C
Bij de tafel
D
Bij de revolver
Slide 12 - Quiz
Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
het preparaat vergroten
B
hoeveelheid licht te regelen
C
microscoop aan vastpakken
D
microscoop aan/uit zetten
Slide 13 - Quiz
Wat mag je ABSOLUUT NIET doen wanneer de microscoop op een grote vergroting staat?
A
Aan de grote schroef draaien
B
Door de microscoop heen kijken
C
Een preparaat maken
D
Een tekening maken
Slide 14 - Quiz
Het voorwerp dat je met een microscoop wilt bekijken noemen we een:
A
Preparaat
B
Objectglaasje
C
Dekglaasje
D
Objectief
Slide 15 - Quiz
Hoe heet het grote glaasje? Hoe heet het kleine glaasje?
A
Groot = Objectglas
Klein = Preparaatglaasje
B
Groot = Preparaatglas
Klein = Objectglaasje
C
Groot = Objectglas
Klein = Dekglaasje
D
Groot = Dekglas
Klein = Objectglaasje
Slide 16 - Quiz
Waarom is het belangrijk om het dekglaasje zo schuin en langzaam op het voorwerpglas te laten zakken?
A
Dan gaat het glas niet stuk
B
Zo zie je het voorwerp beter
C
Zo komen er geen luchtbellen
D
Dan doe je jezelf minder snel pijn
Slide 17 - Quiz
Een preparaat moet dun zijn, waarom?
A
Anders past het dekglaasje niet
B
Anders zie je teveel cellen tegelijk
C
Het licht moet er doorheen kunnen vallen
D
Anders kun je de objectieven er niet boven draaien
Slide 18 - Quiz
In welke volgorde ruim je de microscoop op? Zet ze in de juiste volgorde.
.
.
.
.
.
revolver draaien tot het kleinste objectief
preparaat weghalen
lampje uit
tafel omlaag draaien
microscoop oppaken en wegbrengen
Slide 19 - Question de remorquage
Statief
Oculair
Preparaat
Hieraan pak je de microscoop vast
Bovenste lens
op een microscoop waar je door kijkt
twee glasplaatjes waartussen iets ligt dat je wilt bekijken
Slide 20 - Question de remorquage
In de afbeelding hieronder zie je plantaardige cellen
A
ja dat weet ik zeker
B
dat kan, maar het kunnen ook schimmelcellen zijn
C
dat weet ik niet zeker want ik zie geen celkernen
D
zeker niet, want er is geen vacuole te zien
Slide 21 - Quiz
Zitten om wangslijmvliescellen celwanden?
A
ja
B
nee
Slide 22 - Quiz
Welke cel heeft cytoplasma?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden
Slide 23 - Quiz
Welke cel heeft een celmembraan?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden
Slide 24 - Quiz
Max bekijkt met een microscoop enkele levende cellen. Deze cellen bevatten geen bladgroenkorrels, geen kleurstofkorrels en geen zetmeelkorrels. Kunnen dit plantaardige cellen zijn? En kunnen dit dierlijke cellen zijn?