Herhaling: de kleding

De kleding
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De kleding

Slide 1 - Diapositive

GBB donderdag 29 februari
  • Herhalen: de kleding dag 4.
  • Woorden typen: de kleding dag 4.
  • Leesboekje de kleding + vragen.

Slide 2 - Diapositive

de kledingwinkel
de markt
de stof
de naald
de draad
de wol
de katoen
de mode
de maat
de sportkleding
de winterkleding
de zomerkleding

Slide 3 - Question de remorquage

Wat is dit?
de m..t
timer
0:30

Slide 4 - Question ouverte

Wat is dit?
timer
0:30

Slide 5 - Question ouverte

Wat is dit?
de n..ld
timer
0:30

Slide 6 - Question ouverte

Wat is dit?
timer
0:30

Slide 7 - Question ouverte

Wat is dit?
de dr..d
timer
0:30

Slide 8 - Question ouverte

Wat is dit?
timer
0:30

Slide 9 - Question ouverte

Wat is dit?
de st.f
timer
0:30

Slide 10 - Question ouverte

Wat is dit?
timer
0:30

Slide 11 - Question ouverte

Wat is dit?
de w.l
timer
0:30

Slide 12 - Question ouverte

Wat is dit?
timer
0:30

Slide 13 - Question ouverte

Wat is dit?
de k.t..n
timer
0:30

Slide 14 - Question ouverte

Wat is dit?
timer
0:30

Slide 15 - Question ouverte

Wat is dit?
de z.m.rkl.d.ng
timer
0:30

Slide 16 - Question ouverte

Wat is dit?
timer
0:30

Slide 17 - Question ouverte

Wat heb je vandaag aan?
Ik heb een bloes aan.
Ik heb een korte broek aan.
Ik heb schoenen aan.
Ik heb sokken aan.
Ik heb een onderbroek aan.
Ik heb een bril op.

Slide 18 - Diapositive

een
broek
aan
heb
ik

Slide 19 - Question de remorquage

een
trui
aan
heb
ik

Slide 20 - Question de remorquage

een
onderbroek
aan
heb
ik

Slide 21 - Question de remorquage

Wat heb je vandaag aan(kleding)?
Bijvoorbeeld: ik heb een.....aan.

Slide 22 - Carte mentale

Praten in tweetallen.
Klaar? Bodur vraagt aan Leticia.
Desale: Wat heb je vandaag aan?
Filimon: Ik heb een trui aan.
Ik heb een broek aan.
Ik heb een t-shirt/hemd aan.
Ik heb  sokken aan.
Ik heb schoenen aan.

Slide 23 - Diapositive

Praten in tweetallen.
Klaar? Wissel van rol.
A: Wat heb je vandaag aan?
B: Ik heb.......aan.
Ik heb......aan.
Ik heb.....aan.
Ik heb......aan.
Ik heb......aan.

Slide 24 - Diapositive