Aspecten van de vormgeving V2

Aspecten van de vormgeving
Een van de onderdelen waaruit een beeldend kunstwerk is opgebouwd, noemt je een beeldaspect. 
Een beeldaspect is eigenlijk een "beeldende truc" die een kunstenaar toepast om in zijn opzet te slagen. 
De belangrijkste beeldaspecten zijn: VLORK
Vorm, licht, Ordening (compositie), ruimte, kleur,
lijn/vlak, structuur/textuur.


1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1-6

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Aspecten van de vormgeving
Een van de onderdelen waaruit een beeldend kunstwerk is opgebouwd, noemt je een beeldaspect. 
Een beeldaspect is eigenlijk een "beeldende truc" die een kunstenaar toepast om in zijn opzet te slagen. 
De belangrijkste beeldaspecten zijn: VLORK
Vorm, licht, Ordening (compositie), ruimte, kleur,
lijn/vlak, structuur/textuur.


Slide 1 - Diapositive

Vorm
  • Geometrisch (vierkant, cirkel, driehoek, rechthoek)
  • Organisch (grillig van vorm, alsof het gegroeid is)
  • Open of gesloten
  • Ruimte innemend of ruimte veroverend
  • statisch of dynamisch
  • Symmetrisch of asymmetrisch
  • Gestileerd, gedeformeerd, geabstraheerd.


Slide 2 - Diapositive



Geometrisch


Organisch
3D Vorm

Slide 3 - Diapositive



Open


Gesloten
3D Vorm

Slide 4 - Diapositive



Ruimte veroverend


Ruimte innemend
3D Vorm

Slide 5 - Diapositive



Symmetrisch


A-symmetrisch
3D Vorm

Slide 6 - Diapositive



Statisch


Dynamisch
3D Vorm

Slide 7 - Diapositive



Gestileerd


Gedeformeerd
3D Vorm
Gestileerd
(vereenvoudigd)
Geabstraheerd
(abstracter gemaakt)
Gedeformeerd
(uit elkaar gehaald en op een niet-natuurlijke manier aan elkaar gezet)

Slide 8 - Diapositive

Licht 
Licht schept sfeer.
Het kan een voorstelling bijvoorbeeld gezellig, intiem, spannend of geheimzinnig maken.
Licht maakt vormen duidelijk.
Door de belichting kan je de aandacht op iets richten.

LICHT EN SCHADUW
Licht veroorzaakt schaduw. Door goed te kijken naar de schaduw, kun je zien waar het licht vandaan komt. Bij meer lichtbronnen zie je dus ook meer schaduw.



Slide 9 - Diapositive

Eigen schaduw
op het onderwerp zelf
Slagschaduw
op de omgeving van het onderwerp
Soort schaduw

Slide 10 - Diapositive

Meelicht, tegenlicht, zijlicht, strijklicht
Waar komt het licht vandaan?
Lichtrichting

Slide 11 - Diapositive

doorvallend licht
glimlicht
Bijzonder licht

Slide 12 - Diapositive

Clair obscur

= Sterk licht-donker contrast (dramatisch effect)
Clair obscur

Slide 13 - Diapositive

Ordening (Compositie)
Compositie gaat over de manier waarop jouw tekening op het blad is geplaatst.
De belangrijkste, kleurigste, grootste vormen in een bepaalde richting.
We noemen dat de ordening van het geheel.
De richting of vorm die in een bepaalde compositie overheerst.

Slide 14 - Diapositive

Driehoekscompositie
Horizontale Compositie
Verticale Compositie
Diagonale Compositie
Overall Compositie
Doorlopende Compositie
Symmetrische Compositie
A symmetrische Compositie
Statische Compositie
Dynamische Compositie

Slide 15 - Question de remorquage

Ruimte
Perspectief
- Lijnperspectief (eenpunts-, tweepunts-, driepuntsperspectief)
Standpunt (kikkerperspectief, vogelperspectief, ooghoogte)
- Atmosferisch perspectief
- Kleurperspectief
Ruimtewerking
- Overlapping
- Afsnijding
- Vergroting / verkleining
- Repoussoir
- Stapeling


Slide 16 - Diapositive

Uitleg Ruimtesuggestie
Er zijn verschillende manieren om in een tekening of schilderij ruimte uit te beelden. Door bepaalde trucjes toe te passen lijkt het dan net alsof er ruimte in je werk zit. Dit noem je ruimtesuggestie.



Slide 17 - Diapositive

Wat is perspectief?
Perspectief is een trucje om op het platte vlak diepte te creëren. Bijvoorbeeld bij een schilderij of tekening.
Ruimtesuggestie!

Slide 18 - Diapositive

Lijnperspectief
Bij lijnperspectief speelt de horizon een grote rol. 
Er zijn 3 soorten lijnperspectief:
  • met 1 verdwijnpunt
  • met 2 verdwijnpunten
  • met 3 verdwijnpunten

Slide 19 - Diapositive

1 verdwijnpunt
  • verticale lijnen blijven verticaal
  • horizontale lijnen blijven horizontaal
  • alleen de lijnen die de diepte ingaan (wijkende lijnen) komen uit in het verdwijnpunt op de horizon

Slide 20 - Diapositive

2 verdwijnpunten
Vaak zijn er in een afbeelding meerdere evenwijdige lijnen in verschillende richtingen. Dan zijn er dus meer verdwijnpunten. In de figuur hieronder zijn er twee verdwijnpunten.

Slide 21 - Diapositive

3 verdwijnpunten
Soms gebruikt een tekenaar voor de evenwijdige lijnen die omhoog gaan ook een verdwijnpunt. Dit kan een sterk effect veroorzaken voor de suggestie van flatgebouwen bijvoorbeeld. De tekenaar bedenkt dan waar het vluchtpunt, hoog in de lucht, zou liggen.

Slide 22 - Diapositive

Standpunten
Horizon en verdwijnpunt kunnen op verschillende hoogtes voorkomen. 
Waar, dat hangt af van het standpunt van de kunstenaar .

Slide 23 - Diapositive

Ooghoogte
De kunstenaar staat op ooghoogte, de horizon en het verdwijpunt bevinden zich in het midden van het kunstwerk.

Slide 24 - Diapositive

Vogelperspectief
De kunstenaar  heeft een hoog standpunt en kijkt op een object neer.
De horizon en het verdwijnpunt bevinden zich hoog in het kunstwerk.

Slide 25 - Diapositive

Kikkerperspectief
De kunstenaar heeft een laag standpunt en kijkt tegen een object op.
De horizon en het verdwijnpunt bevinden zich laag in het kunstwerk.

Slide 26 - Diapositive

Atmosferisch perspectief

De kleuren worden naar de achtergrond toe vager. In sommige werken worden ze ook blauwer of groener van kleur.

Slide 27 - Diapositive

Kleurperspectief
Door het gebruik van warme kleuren op de voorgrond en koude kleuren op de achtergrond krijg je meer diepte in je werk.

Slide 28 - Diapositive

Overlapping
Een object staat voor een ander object. Je weet daardoor dat het object dat overlapt wordt verder naar achter staat.

Slide 29 - Diapositive

Afsnijding
Een gedeelte van de voorstelling wordt afgesneden door het kader. Hierdoor lijkt het tafereel buiten het schilderij door te lopen, en creëer je ruimte in je werk. 
Hiernaast is de groene berghelling en de omgewaaide boom afgesneden door het kader.

Slide 30 - Diapositive

Repoussoir
Een repoussoir ontstaat wanneer een grote donkere vorm op de voorgrond de rest naar achteren duwt. Door deze vorm wordt je, als toeschouwer, de afbeelding  ingetrokken.
Vaak steekt de vorm op de voorgrond donker af tegen de lichte achtergrond.

Slide 31 - Diapositive

Verkleining
Door grote voorwerpen op de voorgrond te tekenen en kleine voorwerpen op de achtergrond krijg je diepte in je werk.
De grote voorwerpen zijn vaak scherper en de kleine wat vager. 
Deze vorm van ruimtesuggestie zegt dus iets over de grootte.

Slide 32 - Diapositive

Coulissewerking
Aan de zijkanten van een tekening of schilderij zijn vormen geplaatst waar je langs kijkt naar achteren toe.
Zoals de coulissen aan de zijkanten van een toneel, of zoals de werking van een kijkdoos. 


Slide 33 - Diapositive

Vervaging (Atmosferisch perspectief)


De kleuren worden naar de achtergrond toe vager. In sommige werken worden ze ook blauwer/ groener of lichter van kleur. Het gaat hier dus niet om de plaatsing (coulissen) maar om de kleur.


Slide 34 - Diapositive

Plasticiteit
Doordat een voorwerp schaduwen heeft, zie je dat het voorwerp ruimtelijk wordt. Je ziet dat het niet plat lijkt. 


Slide 35 - Diapositive

Verkorting
Verkorting ontstaat wanneer een lange vorm naar de toeschouwer gericht is en daardoor korter lijkt dan hij in werkelijkheid is.

Slide 36 - Diapositive

omklapping
stapeling

Slide 37 - Diapositive

Kleur
Beeldaspect kleur.
Kleuren beïnvloeden elkaar.
Als oranje naast rood staat werkt dat anders dan naast blauw. Kleuren versterken of verzachten elkaar. We noemen dat KLEURCONTRASTEN.

Slide 38 - Diapositive

Wat is kleur?
Kleur heeft een aantal eigenschappen: toon, helderheid en verzadiging. De toon bepaalt de soort of familie waartoe de kleur behoort, bijvoorbeeld rood. De helderheid zegt iets over de mate waarin het licht weerkaatst wordt en de verzadiging zegt iets over de hoeveelheid pigment in een kleur.


Vincent van Gogh, Caféterras bij nacht,1888, olieverf op doek

Slide 39 - Diapositive

Primaire kleuren
de primaire kleuren zijn: 
  1. rood, 
  2. geel 
  3. blauw

Slide 40 - Diapositive

Secundaire kleuren
  • secundaire kleuren ontstaan wanneer we twee primaire kleuren met elkaar mengen.

  • oranje, groen en paars zijn secundaire kleuren, hiernaast zie je hoe je deze kleuren mengt.

Slide 41 - Diapositive

Tertiaire kleuren
Dit zijn de kleuren die ontstaan door het mengen van een primaire kleur met een secundaire kleur.
Blauw met groen geeft bijvoorbeeld blauwgroen.

Slide 42 - Diapositive

Complementair contrast
Deze kleuren versterken elkaar, ze staan recht tegenover elkaar in de kleurencirkel.

de complementaire contrasten zijn: 
paars-geel 
rood-groen
blauw-oranje

Slide 43 - Diapositive

Kleur tegen kleurcontrast
Dit contrast is het sterkst wanneer je felle, pure kleurvlakken tegen elkaar aan zet, zonder omtreklijnen.

Slide 44 - Diapositive

Licht-donker contrast
  • dit is het verschil tussen lichte en donkere kleuren  
  • wit -zwart is het grootste contrast 
  • je maakt kleuren donkerder of lichter door het bijmengen van zwart of wit

Slide 45 - Diapositive

Warme en koude kleuren
warme kleuren:
  • zijn warm en gezellig 
  • lijken dichterbij
  • vormen een contrast met koude kleuren 

koude kleuren:
  • zijn koel en rustig 
  • lijken verder weg
  • vormen een contrast met warme kleuren 

    Slide 46 - Diapositive

    Koud–warm contrast
    een warme kleur naast een koude kleur geeft een koud-warmcontrast

    Slide 47 - Diapositive

    Kleurenfamilie
    • dit zijn alle kleuren die uit dezelfde kleur zijn gemengd. Ze verschillen heel weinig van elkaar. Bijvoorbeeld alle kleuren rood. Maar ook roden en paarsen behoren tot dezelfde kleurenfamilie 

    • kleuren in een kleurenfamilie hebben steeds één kleur gemeenschappelijk 

      Slide 48 - Diapositive

      Expressief kleurgebruik
      Bij expressief kleurgebruik worden kleuren gebruikt om gevoelens en emoties die een voorstelling bij de schilder opriep weer te geven. 

      Slide 49 - Diapositive

      Signaalfunctie
      Kleuren kunnen ook een signaalfunctie hebben, zo kan de kleur aangeven dat er gevaar bestaat, of dat er geen gevaar is.

      Slide 50 - Diapositive

      Kleurgebruik
      KLEUREN MENGEN:
      Bij het mengen van kleuren worden twee of meer kleuren samengevoegd tot een nieuwe kleur.

      Dekkend of transparant:
      Bij dekkend of transparant kleurgebruik is de kleur van de ondergrond niet meer zichtbaar.
      Transparante kleuren zijn doorschijnend, de kleur of onderlaag is nog zichtbaar.
      Doorschijnend dus.


      Slide 51 - Diapositive

      Verzadigde en onverzadigde kleuren:
      De kleuren op de kleurencirkel zijn pure kleuren, de kleuren in hun zuiverste vorm.
      Dit noemen we VERZADIGDE KLEUREN.
      .
      Als we een kleur aanpassen en ze vermengen met wit, zwart, grijs, noemen we dit ONVERZADIGDE KLEUREN.

      Verhelderde en Verdonkerde kleuren
      Als je wit bij een kleur mengt, dan ben je een kleur aan het verhelderen.
      Als je zwart bij een kleur mengt, dan ben je kleur aan het verdonkeren.

      Verzadigde kleuren:         Kleuren in hun zuiverste vorm, pure kleuren
      Onverzadigde kleuren:    Kleuren vermengd met wit, grijs of zwart
      Verhelderde kleuren:       Kleuren waaraan meer wit is toegevoegd
      Verdonkerde kleuren:      Kleuren waaraan meer zwart is toegevoegd 



      Slide 52 - Diapositive