Herhalen: Les 1 tot en met 7

Herhalen: Les 1 tot en met 7
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 3 min

Éléments de cette leçon

Herhalen: Les 1 tot en met 7

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je tot nu toe geleerd?
Werkwoorden:

  • Regelmatige en onregelmatige werkwoorden
  • Werkwoorden in 4 verschillende tijden
  • Scheidbare werkwoorden
  • Werkwoorden met vaste voorzetsels

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • Hoofdzin + hoofdzin (en/maar/want/dus/of)
  • Hoofdzin+bijzin (omdat/als/dat/of/vraagwoorden)
  • ...om...te+infinitief
  • aan het+ infinitief
  • te+ infinitief (proberen/beginnen/zitten/liggen/staan/durven)
  • inversie
  • voorzetsels
  • Hij/het/ze 
  • Hem/het/ze
  • Toen
  • Er
  • Die/dat/wat

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zoek het adjectief:
De kleine baby ligt in zijn mooie bed.

Slide 4 - Question ouverte

alleen de woorden zonder leestekens
Zoek het adjectief:
Die kleurrijke bloemen zijn van mij.

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is goed?
Ik blijf thuis, want...
A
het is regent nu.
B
regent het nu.
C
het weer nu regent.
D
het regent nu.

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is goed?
We gaan morgen naar het park, omdat...
A
ik een paar dagen vrij ben
B
ik ben een paar dagen vrij
C
ben ik een paar dagen vrij.
D
een paar dagen ik vrij ben.

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is goed?
Mijn zoon denkt dat...
A
hij heeft geen huiswerk
B
heeft hij geen huiswerk
C
hij geen huiswerk heeft
D
alle antwoorden zijn goed.

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de zin verder af:
Ik drink graag koffie, als (moe/ zijn)

Slide 9 - Question ouverte

drie woorden, kort met punt erachter

Maak de zin verder af:
Hij vindt dat (de fiets/ duur)

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de zin verder af:
Ik kom naar school ...(want/omdat/als/dat)

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Doe een voorstel, gebruik het werkwoord "koken".

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Doe een voorstel, gebruik het werkwoord "komen"

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met deze twee werkwoorden: zitten-lezen

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met deze twee werkwoorden: proberen-slapen

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met deze twee werkwoorden: beginnen-maken

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zijn met het woord: "Klagen", gebruik een voorzetsel

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met: Luisteren
Gebruik een voorzetsel

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe laat ben jij vandaag .....
gebruik: opstaan (onregelm.ww.)

Slide 19 - Question ouverte

alleen het werkwoord plus leesteken
Heeft Peter je al ......
gebruik: terugbellen

Slide 20 - Question ouverte

Alleen het werkwoorden plus leesteken
Ik ........ een briefje voor mijn docent ..... (ophangen)

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij ....... haar kamer vanavond ......
(opruimen)

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de zin af:
Ik wil niet dat mijn vriend ....... (weggaan)

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de zin af:
Mijn vriend klaagt dat ik mijn kleren nooit ....... (opruimen)

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Slide 25 - Question ouverte

Wat is zij aan het doen?

Slide 26 - Question ouverte

Wat is hij aan het doen?


wat doet de vrouw?
timer
2:00

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


timer
2:00

Slide 28 - Question ouverte

Waarvoor gebruikt hij een mes?
Ik heb een hekel ... de winter.
A
aan
B
voor
C
van
D
bij

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij geniet ... zijn drankje op het terras.
A
voor
B
met
C
van
D
over

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De medewerkers moeten wennen ... de nieuwe werktijden.
A
met
B
voor
C
aan
D
bij

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het mooie weer heeft invloed ... mijn humeur.
A
van
B
op
C
tegen
D
aan

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De nieuwe telefoon __ ik gisteren heb gekocht, is nu al stuk!
A
die
B
dat

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het verhaal ___ hij gisteren vertelde, is echt gebeurd.

A
dat
B
die

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Suzanne heeft een papegaai ___ allerlei woordjes kan zeggen.

A
dat
B
die

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb een klasgenoot ___ ik elke ochtend naar school fiets.

A
dat
B
die
C
wie
D
met wie

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn vriendin .... ik de gym ga, is erg ziek.

A
dat
B
die
C
wie
D
met wie

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Twee honden lopen op straat.
Herschrijf de zin, en begin met ER.

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Regen valt op de huizen.
Herschrijf de zin, en begin met ER.

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Was je ook bij het diner?

Slide 40 - Question ouverte

antwoord met ja en zet je leestekens
Ben je vaak op luchthaven Schiphol geweest?

Slide 41 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Kan je een zin met "er" maken? Zo ja, verander de zin.
Zo nee, antwoord "Nee, dat kan niet".

Hannah loopt naar de winkel.

Slide 42 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Kan je een zin met "er" maken? Zo ja, verander de zin.
Zo nee, antwoord "Nee, dat kan niet".

Ik bel met de telefoon.

Slide 43 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Kan je een zin met "er" maken? Zo ja, verander de zin.
Zo nee, antwoord "Nee, dat kan niet.".

Ik praat met mijn buurvrouw.

Slide 44 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions



Ik heb een nieuwe kast. ... is erg mooi.
A
Hij
B
Het
C
Ze

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb nieuwe lampen. ... zijn erg mooi.
A
Ze
B
Het
C
Hij
D
We

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar is mijn fiets? ..... staat buiten.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 47 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Heb je het nieuws op tv gezien?

Slide 48 - Question ouverte

antwoord met ja
Hoe laat vertrekt de trein naar Arnhem?

Slide 49 - Question ouverte

Geef antwoord 
Waar heb je de auto geparkeerd?
(voor de deur)

Slide 50 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions