Flex paragraaf 4 extra MLN2024

Hoofdstuk 4 Elektriciteit


Flexuur



1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4 Elektriciteit


Flexuur



Slide 1 - Diapositive

Wat is je hulpvraag?

Slide 2 - Carte mentale

Leerdoelen
  • Je kunt  uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
  • Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
  • Je kunt de spanning berekenen 
  • Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen
     meer elektrische energie verbruikt..

Slide 3 - Diapositive

Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen. De afkorting voor vermogen is de hoofdletter P van het Engelse woord voor vermogen, power. Een eenheid van vermogen is de watt
(W). 

Slide 4 - Diapositive

Vermogen - typeplaatje
Het vermogen geeft ook aan wat een apparaat kan. Met een boormachine van 300 watt zal je niet zo makkelijk een gat boren als met een boormachine van 800 watt. Apparaten met een hoger vermogen kunnen meer maar gebruiken ook meer elektrische energie. Hoe groter het vermogen van een apparaat, hoe meer het apparaat kost om het te gebruiken.
Het vermogen van een apparaat staat altijd op het typeplaatje.

Een typeplaatje vind je vaak achterop of onderop een elektrisch apparaat.Op het typeplaatje vind je het vermogen van een apparaat.

Slide 5 - Diapositive

Vermogen berekenen

Slide 6 - Diapositive

Filmpje elektrisch vermogen

Slide 7 - Diapositive

De prijs van Energie (MH)
Met een kilowattuurmeter wordt het energieverbruik gemeten in kilowattuur (kWh) 
Energie gebruik (kWh) = vermogen (kW) x tijd (uren)
in symbolen
E = P x t
vb. een apparaat van 2000W gebruikt in 3 uur dus:
2 x 3 = 6 kWh

Slide 8 - Diapositive

Omrekenen

Slide 9 - Diapositive

0,2 kW =
A
0,0002 W
B
2 W
C
200 W
D
2000 W

Slide 10 - Quiz

500 W =
A
500000 kW
B
5000 kW
C
5 kW
D
0,5 kW

Slide 11 - Quiz

Een gloeilamp heeft een vermogen van 60 W. Door de lamp loopt een stroomsterkte van 5 A. Op welke spanning is de lamp aangesloten?
A
300 V
B
12 V
C
0,08 V

Slide 12 - Quiz

Een gloeilamp wordt aangesloten op een spanning van 24 V, de stroomsterkte door de lamp is 5 A. Wat is het vermogen van de lamp?
A
120 W
B
4,8 W
C
0,2 W

Slide 13 - Quiz

a. Heb je alles van deze les begrepen?
b. Zijn er onderdelen van deze les die je nog niet zo
goed begrijpt of waar je meer uitleg voor nodig hebt?
c. Heb je nog tips of suggesties voor deze les?

Slide 14 - Question ouverte

vermogen

Slide 15 - Carte mentale

Doen:
lezen:
 bladzijde 165 t/m 168 
maken:
 opgave 1 t/m 12 ( blz. 169 t/m 173)
Gebruik de volgorde van voorbeeldopdracht 1 op blz.167
MH: ook de opgaven 14 + 15

Slide 16 - Diapositive

Einde

Slide 17 - Diapositive