3M - chap 5 (vraagwoorden + imparfait)

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

1 Wat is het salaris (le salaire)?

Quel est le salaire?

2 Wat is jouw keus (ton choix)?

Quel est ton choix?

Wat is de bestemming van de reis?

Quelle est la destination du voyage?

Wie is verantwoordelijk voor de kinderen? 

Qui est responsable des enfants?

Waarom is Engels verplicht?

Pourquoi est-ce que l'anglais est obligatoire?

Hoeveel kost een toegangskaartje?

Combien coûte un billet d'entrée?

C'est combien, un billet d'entrée?

Wat ga je in de vakantie doen?

Qu'est-ce que tu vas faire pendant les vacances?

De imparfait is de

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. toekomende tijd
4. voltooide tijd

Wat betekent:
J'avais un petit chien.

Tekst

1. Ik heb een hondje.
2. Ik krijg een hondje.
3. Ik had een hondje.

Ze sprak niet veel.
Elle ne ........pas beaucoup.

1. parlait
2. parle
3. a parlé
4. parlera

Ze woonden op een boerderij.
Ils........dans une ferme.

1. habitaient
2. habitent
3. ont habité
4. habite

We maakten vaak lange wandelingen.
Nous ..........souvent de longues promenades.

1. faisons
2. faisions
3. avons fait
4. ferons

Jij koos =

1. tu choisis
2. tu choisit
3. tu choisissais
4. tu choissait

De stam van de imparfait krijg je door

1. het werkwoord te vervoegen met nous in de tegenwoordige tijd.
2. - er van het hele werkwoord af te halen.
3. Door de uitgang achter het hele werkwoord te zetten.

ik werkte =

1. je travaillais
2. j'ai travaillé
3. je travaille
4. je travaillerais

u had =

1. vous avez
2. vous aviez
3. vous avez eu
4. vous aurez