Thema 1 Familie en vrienden les 11 blz.24

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Herhaling:

Test je woord kennis.

and	Wat is de vertaling?
brother	Wat is de vertaling?
fifteen	Wat is de vertaling?

grandmother	Wat is de vertaling?
he	Wat is de vertaling?
like	Wat is de vertaling?

mother	Wat is de vertaling?
uncle	Wat is de vertaling?
thirteen	Wat is de vertaling?

grandfather	Wat is de vertaling?
she	Wat is de vertaling?
live	Wat is de vertaling?

old	Wat is de vertaling?
hi	Wat is de vertaling?
than	Wat is de vertaling?

Wat moet je doen?

Opdracht 21 blz. 24 

Luister naar de uitleg en leer deze uit je hoofd.

Zo zeg je van wie iets is in het Engels.

Nederlands	Engels	Zo spreek je het uit.
Zijn school.	His school.	<his skoel>
Haar vriend.	Her friend.	<heuh frend>
Anns vader	Ann's father	<èns fahdhuh>
	In het Engels altijd met losse 's

Lees de zinnen. Ze zijn niet af.

Maak de zinnen af met je eigen naam
en / of de namen van je eigen familieleden en vrienden. 

My name is:

My father's name is:

My mother's name is:

My older sisther's name is:

My younger sister's name is:

My best friend's name is:

My older brother's name is:

My younger brother's name is:

Einde