LES 3

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Startklaar 

       

       Pak je Chromebook/ laptop voor je

       Start je Chromebook/ laptop op

       Log in op www.lessonup.app 

       Stop je telefoon in je tas of in je jas

      

Leerdoelen

Aan het einde van de les ...

• heb ik mijn woordkennis getest en geoefend.
• heb ik (de uitspraak van) nieuwe woorden geoefend.
• heb ik opdrachten gemaakt om de nieuwe woorden te oefenen.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Introductie

Tijdens de vorige lessen hebben jullie kennis gemaakt met een gedeelte van de (nieuwe) woorden bij het thema 'Gezondheid en leefstijl'.

Jullie starten deze les met het oefenen van deze woorden in Quizlet, zodat je de opdrachten later deze les goed kunt maken.

Quizlet

Ga via onderstaande link naar Quizlet:

https://quizlet.com/nl/339323016/engels-vervolg-thema-4-flash-cards/

Opdracht 8

Noteer de antwoorden als volgt op je wisbordje:

1. <antwoord>

2. <antwoord>

3. <antwoord>

enzovoort.

Opdracht 9

Noteer de antwoorden op je wisbordje.

Je hebt steeds de keuze uit:

• important
• move
• soon
• stay
• take you to

Welke zin past het beste
bij de foto?

1. I feel really dizzy.
2. I hope so too.
3. I think I broke my leg.

Welke zin past het beste
bij de foto?

1. And then she fell.
2. No, thank you.
3. Let's go.

Welke zin past het beste
bij de foto?

1. Can you help me, please?
2. What happened?
3. No, thank you.

Welke zin past het beste
bij de foto?

1. I'm going to get some help.
2. I hope so too.
3. Let's go.

Je wilt je collega helpen.
Wat zeg je?

1. Could you help me, please?
2. I don't feel well.
3. Let me help you.

Iemand vraagt hoe je je voelt.
Wat zeg je?

1. No, thanks.
2. I feel really dizzy.
3. I hope so too.

Je staat klaar om met een vriend naar de film te gaan.
Wat zeg je?

1. I'm going to get some help.
2. Let's go.
3. Please, stay calm.

Een klasgenoot komt met zijn arm in het gips de klas binnen.
Wat zeg je?

1. Can you help me, please?
2. What happened?
3. I hope so too.

Je beste vriend is heel boos.
Wat zeg je?

1. I hope so too.
2. Please, stay calm.
3. No, thanks.

Je biedt iemand iets te drinken aan.
Wat zeg je?

1. Can you help me, please?
2. What happened?
3. Would you like some water?

Lezen

Lees deze Engelse woorden goed door.

Je hebt ze nodig bij de volgende opdracht.

Lezen vraag 1

Noteer je antwoord op het wisbordje.

Wat wordt er over smoothies gezegd?

Schrijf 4 dingen op.

Waar heeft de persoon
op de foto last van?

My head hurts.

I hurt my knee.

I broke my arm.

My foot hurts.

Lezen vraag 2

Noteer je antwoord op het wisbordje.

Welke 4 ingrediënten heb je nodig om deze smoothie te maken?

Schrijf ze op in het Nederlands.

Lezen vraag 3

Noteer per vraag ja of nee op het wisbordje.

1. Kook je spinazie voordat je het in de keukenmachine doet.
2. Doe alle ingrediënten tegelijk in de keukenmachine.
3. Doe een beetje suiker in de smoothie.

Spreken

Lees onderstaande zinnen door. 

Je krijgt zo vier foto's te zien. 

Je geeft per foto steeds aan 

• waar de persoon last van heeft.
• hoe dat komt.

Waar heeft de persoon
op de foto last van?

My head hurts.

I hurt my knee.

I broke my arm.

My foot hurts.

Hoe komt dit?

I stepped on the ball.

I walked too long.

I had a car accident.

I fell off my skateboard.

Waar heeft de persoon
op de foto last van?

My head hurts.

I hurt my knee.

I broke my arm.

My foot hurts.

Hoe komt dit?

I stepped on the ball.

I walked too long.

I had a car accident.

I fell off my skateboard.

Waar heeft de persoon
op de foto last van?

My head hurts.

I hurt my knee.

I broke my arm.

My foot hurts.

Hoe komt dit?

I stepped on the ball.

I walked too long.

I had a car accident.

I fell off my skateboard.

Waar heeft de persoon
op de foto last van?

My head hurts.

I hurt my knee.

I broke my arm.

My foot hurts.

Hoe komt dit?

I stepped on the ball.

I walked too long.

I had a car accident.

I fell off my skateboard.

Spreken

1. Listen and repeat!
   
   
2. De spinner kiest één van jullie namen. Wordt jouw naam uitgekozen?
   Dan lees je steeds één van de woorden voor.
   De andere leerlingen klikken aan wat ze horen.

Welk woordje hoor je?

much

nuts

Welk woordje hoor je?

fish

fresh

Welk woordje hoor je?

appointment

important

Welk woordje hoor je?

nose

note

Welk woordje hoor je?

healthy

really

Welk woordje hoor je?

head

hand

Welk woordje hoor je?

finger

visit

Welk woordje hoor je?

tired

eye

Welk woordje hoor je?

juice

June

Welk woordje hoor je?

knee

need

Schrijven

Je ziet zo een afbeelding met 6 zinnen.

Maak deze zinnen af in het Engels.

Je mag het opzoeken in Google Translate.

Klik op de spinner

Formatief evalueren