G5BE - Fin & Verslaggeving 9&10

Bedrijfseconomie G5
Fin. & Verslaggeving H2

H2 financiering & verslaglegging in Learnbeat,  F/G
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bedrijfseconomie G5
Fin. & Verslaggeving H2

H2 financiering & verslaglegging in Learnbeat,  F/G

Slide 1 - Diapositive

            Voorspelbaar gedrag?
De les is begonnen, als ik ben begonnen (programma op bord geschreven). 
Te laat? Haal een groene kaart, niet mopperen, hoort bij onze maatschappij, moet van Wim (en Arie :-)
Zonder uitzondering 1,5 meter tussen mij en jullie. Ik vind jullie een beetje eng ;-) (en jullie mij?) (en 't moet van Arie!)

Iedereen heeft eigen device, dat werkt en opgeladen is. 
Vaker dit niet voor elkaar (volgens mijn grillen ;-)) -> uit de les, verwijderd/boeken vergeten melding
Device is keiharde noodzaak! Verder hou ik van technologie en ben ik een beetje hypocriet. Want hoewel ik mijn mobiel soms zal gebruiken wil ik die van jullie niet zien. Behalve als ik er expliciet naar vraag. Kan je er niet vanaf blijven? Dan mag het in de telefoontas. Ik wil ook niet waarschuwen, mobiel zien = van Wim tot einde van mijn lesdag, zonder mopperen.

Geen eten/drinken (flesje water is ok, geen kauwgum, blikjes cola, zakken chips, broodjes gezond...etc eten doe je 
in de pauze).

Elke regel, in het kader van Wim's wil is wet in het klaslokaal, die je met goede reden wil breken, bespreek je VOORAF.
Verder ben ik best redelijk.... Mijn afkorting is niet voor niets Kv (Knappe vent) (of knap vervelend). 

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
H2 Fin. & Verslaggeving





Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • Wat vragen
  • Wat Lezen
  • Opgaven maken
  • Wat uitleggen?
  • Opgaven maken



Slide 3 - Diapositive

Een obligatie is...
A
een schuldbewijs dat recht geeft op een interestvergoeding als de winst dat toelaat.
B
een eigendomsbewijs van een vennootschap onder firma.
C
een schuldbewijs van een NV dat recht geeft op koerswinsten.
D
een schuldbewijs van een organisatie waarmee je op het einde van de looptijd de nominale waarde van de obligatie krijgt uitgekeerd

Slide 4 - Quiz

Een converteerbare obligatie is
A
Een obligatie met hoge rente
B
Een obligatie met stemrecht
C
Een obligatie die omwisselbaar is in aandelen
D
Een obligatie die halverwege de looptijd afgelost kan worden.

Slide 5 - Quiz

Welke aandelen bieden meer zeggenschap in een NV?
A
de prioriteitsaandelen
B
dividend aandelen
C
de voorrangsaandelen
D
de preferente aandelen

Slide 6 - Quiz

Wat zijn preferente aandelen
A
Aandelen waarbij de aandeelhouder geld prefereert ipv stemrecht
B
Aandelen waarbij je geen stemrecht heb
C
Aandelen waarbij je een vast percentage dividend krijgt
D
Aandelen waarbij je een vast bedrag aan dividend krijgt

Slide 7 - Quiz

Het eigen vermogen van een NV bestaat uit:
A
winst, reserves en aandelen in portefeuille
B
reserves, geplaatst aandelenvermogen en debiteuren
C
winst, reserves en geplaatst aandelen vermogen
D
debiteuren, aandelen in portefeuille en debiteuren

Slide 8 - Quiz

Een reserve die een bv/nv vormt door de winst na belastingen niet volledig aan aandeelhouders uitkeert, maar binnen de onderneming houdt noemen we
A
Herwaarderingsreserves
B
Algemene reserve
C
Statutaire reserve
D
Dividendreserve

Slide 9 - Quiz

Y nv plaats voor €1.500.000 aan aandelen met een nominale waarde van €10 per aandeel. De emissiekoers bedraagt €15. Met hoeveel euro stijgt de agio reserve?
A
€500.000
B
€750.000
C
€1.500.000
D
€2.250.000

Slide 10 - Quiz

Voor u gelezen
timer
10:00

Slide 11 - Diapositive

Opgaven maken
Opgaven maken H2 in LearnBeat van Fin. & verslaggeving

Opgaven maken 


timer
27:00

Slide 12 - Diapositive

De dividendreserve hoort bij:
A
Eigen Vermogen
B
Vaste activa
C
Vlottende activa
D
Kort vreemd vermogen

Slide 13 - Quiz

Er is dus voor €250 aan stock dividend en €250 aan cash dividend. De dividendbelasting is 15%. Hoeveel moet je aan dividendbelasting betalen?
A
€37,50
B
€75
C
€50
D
€150

Slide 14 - Quiz

Plaatsing aandelen

Slide 15 - Diapositive

Eigen vermogen

Slide 16 - Diapositive

Reserves
  • Agioreserve
  • Herwaarderingsreserve
  • Algemene reserve (winstreserve)
  • Dividendreserve
  • Onverdeelde winst = winstsaldo 

Slide 17 - Diapositive

Reserves   vervolg...
Herwaarderingsreserve = wettelijke reserve: mag niet uitgekeerd worden aan aandeelhouders 

Statutaire reserves = reserve waarvan de onderneming zichzelf heeft opgelegd dat deze niet uitkeerbaar zijn

Slide 18 - Diapositive

Voorzieningen
  • Garantievoorziening (vaak % omzet) 
  • Voorziening groot onderhoud ( bijv. % aanschafwaarde gebouw)
  • Pensioenvoorziening  >> pensioen in eigen beheer = vrijwel altijd aparte stichting en niet binnen de onderneming geregeld



Slide 19 - Diapositive

Waarom Voorzieningen:
Voorziening voor verplichtingen waarvan de onderneming weet dat deze gaan komen, maar niet wanneer. De hoogte kan redelijk ingeschat worden. 

Doel:  
kosten van verplichtingen spreiden over meerdere jaren 
VOORZIENING = LANG VREEMD VERMOGEN !!

Slide 20 - Diapositive

Het huiswerk van vorige week heb ik af
A
Ja, natuurlijk!
B
Zeker weten!
C
Nee, ik scoor wel een onvoldoende op de toets
D
Nee, ik trouw later rijk (of ben reeds 'binnen')

Slide 21 - Quiz

Dividend is winstuitkering aan
A
het bestuur
B
de algemene ledenvergadering
C
aandeelhouders
D
de Raad van Comissarrissen

Slide 22 - Quiz

HW Check
Opgaven checken; H2 in LearnBeat van Fin. & verslaggeving

Steekproef: huiswerk in orde of niet? vinkje Magister

2 -> D -> 7






timer
27:00

Slide 23 - Diapositive

Opgaven maken
Opgaven maken H2 in LearnBeat van Fin. & verslaggeving

Opgave samen doen


2 -> D -> 2

2 -> D -> 3



timer
27:00

Slide 24 - Diapositive

Wat is een kenmerkend verschil tussen een aandeel en een obligatie?
A
Aandeel is een eigendomsbewijs, obligatie is een schuldbewijs
B
Aandeel krijg je rente, obligatie krijg je dividend
C
Aandelen kun je zo kopen, voor een obligatie moet je naar de notaris
D
Aandelen koop je op de effectenbeurs en obligaties op de rommelmarkt

Slide 25 - Quiz

Als de couponrente op een obligatie 5% is en de marktrente 6% bedraagt, heeft die obligatie een koerswaarde boven pari.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Naarmate het einde van de looptijd van een obligatie nadert, zal de beurskoers dichter bij de nominale waarde van de obligatie komen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Een obligatiehouder krijgt gedurende de looptijd van de obligatie ieder jaar meestal eenzelfde bedrag aan rente uitgekeerd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Wanneer je een obligatie koopt, dan koop je een ...
A
Stukje bedrijf
B
Stukje dividend
C
Stukje overheid
D
Stukje lening

Slide 29 - Quiz

Bij een N.V. zijn de aandelen verhandelbaar op de beurs
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quiz