H4 Kracht en beweging

H4 Kracht en beweging
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H4 Kracht en beweging

Slide 1 - Diapositive

Paragraaf 1
Versnellen en vertragen

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt een beweging vastleggen in een (v,t)-diagram en in een (x,t)-diagram.
  2. Je kunt uit een (v,t)- of (x,t)-diagram afleiden om wat voor soort beweging het gaat.
  3. Je kunt uitleggen hoe de grootheden versnelling en vertraging zijn gedefinieerd.
  4. Je kunt de versnelling van een eenparig versnelde beweging berekenen.
  5. Je kunt de vertraging van een eenparig vertraagde beweging berekenen.
  6. Je kunt de afgelegde afstand bepalen met het (v,t)-diagram van een beweging.

Slide 3 - Diapositive

v,t diagram
  • snelheid (v) -tijd (t) diagram tekenen:
astitels, asverdeling, punten plotten, rechte lijn door trekken indien mogelijk.
  • oppervlakte onder grafiek = afgelegde afstand s in meter


Tekenen met liniaal en potlood!

Slide 4 - Diapositive

x,t diagram
  • afstand (v) -tijd (t) diagram tekenen:
astitels, asverdeling, punten plotten, rechte lijn door trekken indien mogelijk.


Tekenen met liniaal en potlood!

Slide 5 - Diapositive

eenparig, versneld, vertraagd

Slide 6 - Diapositive

versnelling
delta v = eindsnelheid - beginsnelheid
delta t = eindtijd - begintijd

of vertraging:
delta v wordt negatief getal!

opdracht 7 4.2
a=dtdV

Slide 7 - Diapositive

Versnelling
a. Bepaal de versnelling van Wietske de eerste 2 seconden.
b. Bepaal de afstand die Wietske aflegt in de eerste 8,0 seconden van haar rit.  

Slide 8 - Diapositive

omrekenen

Slide 9 - Diapositive

Paragraaf 2
Kracht, massa en versnelling

Slide 10 - Diapositive

Leerdoelen
  1.  Je kunt het verband uitleggen tussen de massa en de traagheid van een voorwerp.
  2. Je kunt het verband toelichten tussen de resultante, de massa en de versnelling.
  3. Je kunt berekeningen uitvoeren met de tweede wet van Newton: F = m ∙ a
  4. Je kunt uitleggen dat de valversnelling voor elk voorwerp in vrije val even groot is.

Slide 11 - Diapositive

Resultante
De resultante laat de snelheid veranderen.
Resultante = resulterende (netto) kracht.








Slide 12 - Diapositive

Combineer de juiste uitspraken over de resultante met de soort beweging.
De beweging versneld

De beweging van het voorwerp verandert niet
De beweging vertraagd
Het voorwerp verandert alleen van bewegingsrichting
De resultante werkt in de bewegingsrichting
De resultante op het voorwerp is gelijk aan 0 N
De resultante werkt tegen de bewegingsrichting in
De resultante staat loodrecht op de bewegingsrichting.

Slide 13 - Question de remorquage

Traagheid
De massa heeft niet alleen invloed op de versnelling van een voorwerp maar bepaalt ook hoe moeilijk het is om het voorwerp af te remmen of een andere richting op te laten gaan.
Grote massa= grote traagheid

Slide 14 - Diapositive

Traagheid
Een voorwerp met een grote massa heeft een grote traagheid, er is een grote resultante nodig om de snelheid of de bewegingsrichting merkbaar te beïnvloeden. 


opdracht 5 4.2

Slide 15 - Diapositive

Voortstuwend en tegenwerkend
Tegenwerkende krachten werken een voortstuwende beweging tegen. Bijvoorbeeld luchtweerstandskracht of rolweerstandskracht.
  • Luchtweerstand ontstaat doordat je bij beweging lucht opzij moet duwen.  
  • Rolweerstand ontstaat doordat de banden en de ondergrond vervormen tijdens het fietsen. 

Slide 16 - Diapositive

Resulterende kracht
Fres = resultante in Newton (N)
m = massa in kilogram (kg)
a = versnelling in meter per seconde kwadraat 

Tweede wet van Newton
Fres=ma
s2m

Slide 17 - Diapositive

Opdr. 4  - 4.2
Een elektrische scooter trekt in 2,5 seconden op van 0 naar 36 km/h. De scooter heeft inclusief berijder een massa van 160 kg. Je mag aannemen dat de beweging eenparig versneld is.
 
  1. Bereken de versnelling.
  2. Bereken hoe groot de resultante is die de scooter laat versnellen. 

Slide 18 - Diapositive

Antwoord opdr 4 a


Snelheid eerst omrekenen naar m/s: 0 -> 10 m/s
veind-vbegin : 10-0 = 10 m/s
delta t= 2,5 seconden
a=dv/dt dus 10/2,5
a=  4 
antwoord opdr 4 b


Fres = m × a
m = 160 kg
a = 4 m/s2
Fres= 160 ×4
Fres= 640 N
s2m

Slide 19 - Diapositive

Vrije val
Tijdens een vrije val : Fres = Fz
Er werkt alleen de zwaartekracht op het voorwerp.

Dus niet alleen Fz = m × g maar ook Fres= m × a
m × g = m × a , oftewel: a = g
g = 9,81 m/s2

Slide 20 - Diapositive

Metriek stelsel omrekenen
1L = 1 dm3

Slide 21 - Diapositive

Paragraaf 3
Kracht en arbeid

Slide 22 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt verschillende manieren beschrijven om een voortstuwende kracht te produceren.
  2. Je kunt uitleggen hoe de arbeid afhangt van de afstand en de voortstuwende kracht. 
  3. Je kunt berekeningen uitvoeren met de arbeid, de (voortstuwende) kracht en de afstand.
  4. Je kunt het energiestroomdiagram van brandstof- en elektromotoren tekenen en toelichten.
  5. Je kunt uitleggen dat de arbeid even groot is als de hoeveelheid  nuttig gebruikte energie. 
  6. Je kunt het rendement berekenen van brandstofmotoren en elektromotoren. 

Slide 23 - Diapositive

Voortstuwende kracht
Om te bewegen op aarde heeft een voertuig altijd een voortstuwende kracht nodig. Bijvoorbeeld door:
  1. Chemische energie (benzine) voor de motor.
  2. Elektrische energie 
  3. Bewegingsenergie (wind)

Slide 24 - Diapositive

Arbeid
Arbeid= De hoeveelheid energie die een motor nuttig gebruikt om een massa over een bepaalde afstand te verplaatsen. 

Berekenen met W = F × s
W in Nm
(1 Nm = 1 J, dus W= E)

Slide 25 - Diapositive

Paragraaf 3
Kracht en arbeid

Slide 26 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt het verband toelichten tussen reactie-afstand, remweg en stopafstand. 
  2. Je kunt de stopafstand bepalen uit het (v,t)-diagram van een afremmend voertuig.
  3. Je kunt de gemiddelde remkracht berekenen op de inzittenden van een auto.
  4. Je kunt twee manieren uitleggen om de vertraging tijdens een botsing zo klein mogelijk te houden.
  5. Je kunt drie veiligheidsvoorzieningen in een auto noemen en hun werking uitleggen. 

Slide 27 - Diapositive

Stopafstand
stopafstand = reactieafstand + remweg
reactietijd = tijd nodig om rem in te trappen en het aanslaan van de remmen. 
reactieafstand = afstand die je aflegt tijdens reactietijd
remweg = afstand die auto aflegt tijdens het remmen tot stilstaan.
kreukelzone + opdracht 6 4.4 (b niet)

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Remkracht berekenen
Op inzittenden : Fres = m × a

Zie voorbeeldopdracht 1!

Slide 30 - Diapositive

Veilig autorijden
Vertraging zo klein mogelijk maken, door: 
  • dV zo klein mogelijk maken (lage snelheid)
  • dt zo groot mogelijk (bijv. door kreukelzone)

Botsingstijd verkleinen door kreukelzone, veiligheidsgordels, airbags en een helm. Dit verkleind de remmende krachten. 

Slide 31 - Diapositive

Toets
Maak alle opgaven, test jezelf en oefentoets. 
gebruik leerstofoverzicht op blz. 59 om te leren en te checken of je alles snapt. 

Slide 32 - Diapositive

Formules
a = dV / dt
Fres = m × a
W = F × s
rendement n = Enut/ E tot × 100%

Slide 33 - Diapositive