BOL 2 Lesweek 5 (1) Examentraining Doel & Publiek

Wat staat op het programma?
Examentraining CE Lezen& Luisteren:
Doel & Publiek-vragen
+
Zelfstandig werken in Nu Nederlands Lezen 1.2 Doel & Publiek
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat staat op het programma?
Examentraining CE Lezen& Luisteren:
Doel & Publiek-vragen
+
Zelfstandig werken in Nu Nederlands Lezen 1.2 Doel & Publiek

Slide 1 - Diapositive

Doelen bij de les
  • Je weet waar het examen over gaat.
  • Je weet wat voor soort vragen je kunt verwachten.
  • Je kent en herkent de vier tekstdoelen.
  • Je herkent voor welk publiek de tekst is geschreven.

Slide 2 - Diapositive

Het examen CE
  • Centraal Examen
  • 90 minuten
  • lezen en luisteren samen = een cijfer
  • 8 onderdelen waar een tekst centraal staat.
  • Onderwerpen uit/over Nederland (geen vakkennis)
  • 50 vragen

Slide 3 - Diapositive

Dit zijn de vier tekstdoelen
  1. Informeren
  2. Instrueren
  3. Overtuigen
  4. Overhalen 

Slide 4 - Diapositive

Feiten
Gebeurtenissen
Objectief
  • Nieuwsbericht
  • Schoolboek

Slide 5 - Diapositive

Mening + de lezer moet dezelfde mening gaan krijgen.
Nadruk op de argumenten (waarom die mening)
  • Klachtenbrief
  • Betoog
  • Recensie
Betogen

Slide 6 - Diapositive

Doe-woorden
Uitleg hoe het moet
  • Recept
  • Gebruiksaanwijzing
  • Opdracht schoolboek

Slide 7 - Diapositive

Mening + de lezer moet dezelfde mening gaan krijgen en iets gaan DOEN
  • Een advertentie van een politieke partij.
  • Een folder van een supermarkt.

Slide 8 - Diapositive

timer
0:30

Slide 9 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 10 - Quiz

timer
0:30

Slide 11 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 12 - Quiz

timer
0:30

Slide 13 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 14 - Quiz

timer
0:30

Slide 15 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 16 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
timer
0:30

Slide 17 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 18 - Quiz

Wat is het tekstdoel?

Slide 19 - Diapositive

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 20 - Quiz

Samengevat
Amuseren                 
roman, film, strip, theatervoorstelling,
 filmpjes op TikTok

Slide 21 - Diapositive

Wie is je publiek?
Voor welk publiek is de tekst geschreven?

Slide 22 - Diapositive

Waar kan je op letten als je wilt weten voor
welk publiek de tekst is geschreven?

Slide 23 - Carte mentale

Lees de tekst

Slide 24 - Diapositive


Voor wie is deze tekst geschreven?
A
jongeren
B
volwassenen

Slide 25 - Quiz

De schrijver stemt zijn boodschap af op je publiek door rekening te houden met: 
  • Voorkennis: wat weet het publiek al over dit onderwerp?
  • Interesse: wat zouden ze graag willen weten?
  • Voorbeelden: welke voorbeelden spreken dit publiek aan?
  • Taalgebruik: spreek een onbekend publiek altijd met ‘u’ aan, ook als het leeftijdsverschil klein is. Vind je dat onnatuurlijk? Vraag dan toestemming om te tutoyeren (jij- en je zeggen).



Slide 26 - Diapositive

Wat is waarschijnlijk het beoogde publiek voor een artikel uit de Voetbal International?
A
Jongens
B
Mensen die van voetbal houden
C
Jongeren in het algemeen
D
Vrouwen die van volleybal houden

Slide 27 - Quiz

Teksten met woorden als 'patta's'; 'osso', 'faka', zijn waarschijnlijk bedoeld voor...
A
jongeren
B
kinderen onder 7 jaar
C
volwassenen
D
ouderen

Slide 28 - Quiz

De GGD heeft een folder over corona verspreid. Wie is het publiek?
A
Jongeren
B
Breed publiek
C
Kleine kinderen
D
De sportvereniging

Slide 29 - Quiz

Een artikel over studiefinanciering. Wie is het publiek?
A
Senioren
B
Breed publiek
C
Studenten
D
Sporters

Slide 30 - Quiz

Met doelgroep wordt ook wel publiek bedoeld
A
Fout
B
Goed

Slide 31 - Quiz

Voor welk publiek is deze tekst?
A
journalisten
B
mensen die van literatuur houden
C
jonge kinderen
D
jongeren

Slide 32 - Quiz

Zelf oefenen voor het CE 2F
Hoofdstuk Lezen 
12: Doel & Publiek
Opdrachten 1 t/m 4 

of
EXAMENSPRINT

Slide 33 - Diapositive