M4 DE EINDEXAMEN FINALE

CSE
NEDERLANDS

2021-2022
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

CSE
NEDERLANDS

2021-2022

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wanneer is het
EXAMEN NEDERLANDS?
A
vrijdag 23 april om 09.30 uur
B
maandag 16 mei om 13.30 uur

Slide 4 - Quiz

Hoelang duurt het
EXAMEN NEDERLANDS?
A
180 minuten
B
100 minuten
C
120 minuten
D
146 minuten

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Wat neem je mee naar het examen Nederlands?

Slide 7 - Question ouverte

Uit welke TWEE ONDERDELEN bestaat het
EXAMEN NEDERLANDS?

Slide 8 - Question ouverte

LEESVAARDIGHEID

Slide 9 - Diapositive

ONDERWERP

Het onderwerp geeft antwoord op de vraag:

Waar gaat de tekst over?

Je gebruikt hier één of een paar woorden voor.

Slide 10 - Diapositive

HOOFDGEDACHTE

De hoofdgedachte beschrijf je in één zin.

De zin geeft precies de bedoeling van een tekst/schrijver  weer.



Slide 11 - Diapositive

Het onderwerp van
HET DAGBOEK VAN ANNE FRANK IS?
A
een ondergedoken Joods meisje beschrijft haar gevoelens
B
oorlog of onderduiken

Slide 12 - Quiz

Wat moet je doen, als je het antwoord op een meerkeuze vraag niet weet tijdens het examen?
A
je moeder appen
B
de hele tekst met je buurman bespreken
C
een hulplijn bellen
D
altijd gokken!

Slide 13 - Quiz

Welke vier tekstdoelen kan je onderscheiden?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is een kernzin?

Slide 15 - Question ouverte

Waar vind je de kernzin in een alinea?

Slide 16 - Question ouverte


SIGNAALWOORDEN

Slide 17 - Diapositive

Welke signaalwoorden ken jij al?

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Wat geeft een signaalwoord aan?

Slide 20 - Question ouverte

Wat is CITEREN?

Slide 21 - Question ouverte

Op welke onderdelen word jij beoordeeld bij het onderdeel schrijfvaardigheid?

Slide 22 - Question ouverte

HOE PAK JIJ EEN TEKST AAN?
Start je met het lezen van de tekst
of
start je juist met het globaal lezen van de vragen?

Welke manier brengt jou succes?

Slide 23 - Diapositive

Welke manier gebruik jij?
A
Eerst de tekst lezen, dan de vragen maken.
B
Eerst de vragen globaal lezen, dan de tekst lezen.

Slide 24 - Quiz

SCHRIJFVAARDIGHEID

Slide 25 - Diapositive

Welke schrijfopdracht kan je op het examen verwachten?

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Welke 'driedeling' heeft een goede tekst?

Slide 30 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
CONVENTIES?
A
afspraken over welke schrijfregels je moet gebruiken
B
afspraken over spellingsregels
C
afspraken over grammaticaregels
D
afspraken over mensenrechten

Slide 31 - Quiz

woordenlijst examen

De volgende woorden komen vaak in de vragen of meerkeuzeantwoorden van de examens voor.

Slide 32 - Diapositive

Geef de betekenis van
aankondigen
A
vertellen dat iets gaat komen
B
vertellen dat iets gaat ontstaan
C
vertellen dat iets gaat gebeuren
D
vertellen dat iets gaat komen of gebeuren

Slide 33 - Quiz

Geef de betekenis van
aanleiding

Slide 34 - Question ouverte

Sleep de juiste betekenis naar het woord
iets wat je zegt of schrijft
te maken hebben met
onderdeel
minder erg maken
opmerking over iets
vinden
waarvoor iets is bedoeld
afzwakken
aantreffen
betrekking hebben op
commentaar
bewering
functie
element

Slide 35 - Question de remorquage

een uitspraak waarmee
je het eens of oneens
kunt zijn

Slide 36 - Carte mentale

Zeg in een woord:
letterlijk overschrijven of
iemands woorden letterlijk weergeven

Slide 37 - Question ouverte

iets waarvan je kunt
controleren of het 
waar is
je gebuikt iets om iets te bereiken

waardoor iets komt

waarom je iets vindt

doel - middel

feit

oorzaak

argument

Slide 38 - Question de remorquage

Zeg in een woord:
mensen vermaken met iets
leuks of interessants

Slide 39 - Question ouverte

In een woord:
iets wat zo is, een feit

Slide 40 - Question ouverte

ontkenning
ontkennen

Slide 41 - Question ouverte

Zeg in een woord:
het belangrijkste wat over het
onderwerp wordt gezegd in één zin

Slide 42 - Question ouverte

Blz. 200-205
Lees deze Woordenlijst enkele keren goed door!

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive