Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Motivatiebrief
Slide 2 - Diapositive
Werkwoord-spelling
Leerdoel: aan het einde van de les weet jij wanneer je een –t of een –d schrijft aan het einde van een voltooid deelwoord, en je weet wat een sterk en zwak werkwoord is.
Slide 3 - Diapositive
Wat gaan we doen?
- terugblik vorige week
- theorie over het voltooid deelwoord
- oefenen
Slide 4 - Diapositive
Wat is het voltooid deelwoord?
- Het is een werkwoord in een zin - Bij een VD staat altijd een vorm van hebben, zijn of worden in de zin
- Het VD staat vaak achteraan in de zin
Slide 5 - Diapositive
Hoe herken je een voltooid deelwoord in de zin?
1. Er staan ALTIJD minimaal twee werkwoorden in een zin.
Het hulpwerkwoord is altijd: zijn, hebben of worden.
2. Begint vaak met ge, be, ont, ver, her
Ik HEB GEwerkt
Ik BEN te laat GEkomen
Hij WERD netjes ONTvangen
Slide 6 - Diapositive
Maar hoe schrijf je het VD?
Een VD kan eindigen op:
- EN
- T
- D
Slide 7 - Diapositive
Voltooide deelwoorden van sterke werkwoorden eindigen meestal op -(e)n:
- geslapen
- gezwommen
- gestaan
Slide 8 - Diapositive
sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd:
slapen - sliepen
vinden - vonden
krijgen - kregen
Slide 9 - Diapositive
Maak het woord langer
of gebruik ' t sexy
fokschaap bij
zwakke werkwoorden:
- laatste letter stam staat in 't sexy fokschaap:
laatste letter van het VD = t (vb is opgeschept)
- laatste letter stam staat niet staat in 't sexy fokschaap: laatste letter van het VD = d (vb was verhuisd)
Slide 10 - Diapositive
Let op!
Soms hoor je geen verschil tussen de PV en het VD, maar schrijf je beide vormen wel anders:
De docent herinnert zich alles. - De docent heeft zich alles herinnerd.
Slide 11 - Diapositive
Belangrijk!
een voltooid deelwoord schrijf je dus NOOIT met DT
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Aan de slag!
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Ik weet nu wanneer ik een 't' of een 'd' schrijf bij een voltooid deelwoord.