Oefentoets H1 Made in the Netherlands met dubbele vragen voor extra oefening

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Oefentoets H1 

Wie heeft er een grotere reikwijdte?

1. Ziekenhuis
2. Supermarkt
3. Schoenenwinkel
4. Snackbar

Olie wordt vervoerd van Irak naar de haven van Rotterdam

1. Massa of bulkgoed
2. Stukgoed

Welk landbouwproduct wordt niet door Nederland geëxporteerd?

1. Bloemen
2. Zuivel
3. Vlees
4. Sojabonen

Boer Gijs stond bekend om het verbouwen van graan en het houden van koeien. Nu verbouwd hij alleen maar graan.

1. Dit is mechanisatie.
2. Dit is specialisatie.
3. Dit is seizoensarbeid.
4. Dit is industriële inertie.

Welk begrip past het best bij een koe die gemolken wordt door een melkmachine?

1. Reikwijdte
2. Specialisatie
3. Mechanisatie
4. Akkerbouw

Wat is GEEN product dat Nederland veel exporteert?

1. Bloemen
2. Zuivel
3. Graan
4. Vlees

Waardoor zijn boeren in staat steeds grotere stukken grond te bewerken?

1. Mechanisatie
2. Schaalvergroting
3. Specialisatie
4. Biodiversiteit

Tegenwoordig is nog maar 2% van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw?

1. Waar
2. Niet waar

Tegenwoordig is de Biodiversiteit in Nederland

1. Groter
2. Kleiner

De redenen waarom bedrijven voor een bepaalde plaats kiezen, noemen we?

1. Industriële inertie
2. Vertrekredenen
3. Vestigingsplaatsfactoren
4. Denken ze daar over na?

Welke van de twee soorten goederen is goedkoper om te vervoeren?

1. Massagoed
2. Stukgoed

Wat is GEEN reden voor een bedrijf om zich in een stad te vestigen?

1. De arbeidsmarkt
2. De afzetmarkt
3. Goede infrastructuur
4. Kans op korting van de stad

In Nederland staan veel hoofdkantoren van Multinationals.

1. Waar
2. Niet waar

Een restaurant is een voorbeeld van een voorziening met baliefunctie.

1. Waar
2. Niet waar

Een meubelboulevard is een voorbeeld van een dagelijkse voorziening

1. Waar
2. Niet waar

Wat is een voorbeeld van een specialistische voorziening?

1. Supermarkt
2. Bakker
3. IKEA
4. Slager

Schiphol is het grootste vliegveld van Nederland

1. Waar
2. Niet waar

Dit is een voorbeeld van massagoed.

1. Juist
2. Onjuist