quiz 9-6-2023

Wat doe jij in de ochtend?
A
Ik eet mijn lunch.
B
Ik kook eten.
C
Ik ga naar school.
D
Ik ga naar bed.
1 / 24
suivant
Slide 1: Quiz
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat doe jij in de ochtend?
A
Ik eet mijn lunch.
B
Ik kook eten.
C
Ik ga naar school.
D
Ik ga naar bed.

Slide 1 - Quiz

Wat doe jij in de middag?
A
Ik doe boodschappen.
B
Ik eet mijn ontbijt.
C
Ik sta op.
D
Ik neem een douche.

Slide 2 - Quiz

Welk plaatje hoort er niet bij?
A
B
C
D

Slide 3 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
het weekend
B
zaterdag
C
maandag
D
woensdag

Slide 4 - Quiz

........ sport vind jij het leukst?
A
Wie
B
Welke
C
Wat
D
Waarom

Slide 5 - Quiz

....... oud is je moeder?
A
Hoe
B
Wat
C
Wie
D
Waar

Slide 6 - Quiz

....... is dat meisje?
A
Wat
B
Welke
C
Wie
D
Wanneer

Slide 7 - Quiz

....... doe je boodschappen?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
D
Welke

Slide 8 - Quiz

....... begint de vakantie?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
D
Wanneer

Slide 9 - Quiz

hoe laat is het?
A
5 voor half 10
B
10 uur
C
10 voor 10
D
10 over 10

Slide 10 - Quiz

Emma is docent op het
A
Saxion
B
Deltion
C
Aventus
D
ROC

Slide 11 - Quiz

Emma werkt in ploegen
A
soms
B
ja
C
nee
D
altijd

Slide 12 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Jullie is in de les.
B
Jullie zijn in de les.
C
Jullie bent in de les.
D
Jullie ben in de les.

Slide 13 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Ik werk in Nijverdal
B
Werk in Nijverdal ik
C
In ik werk Nijverdal
D
Nijverdal werk ik in

Slide 14 - Quiz

Een jerrycan is gemaakt van:
A
papier
B
textiel
C
hout
D
kunststof

Slide 15 - Quiz

Wat is ochtend-dienst?
A
werken in de morgen
B
werken in de middag
C
werken in de avond
D
werken in de nacht

Slide 16 - Quiz

Waarom stoppen we om 16.00 uur?
A
Omdat de les voorbij is.
B
En de les voorbij is.
C
Maar de les is voorbij.
D
Want de les voorbij is.

Slide 17 - Quiz

Wek seizoen is het nu?
A
winter
B
zomer
C
lente
D
herfst

Slide 18 - Quiz

Goed?
A
ik werkt
B
hij werk
C
zij werken
D
hij werken

Slide 19 - Quiz

goed?
A
jij werkt
B
u werk
C
wij werkt
D
ik werken

Slide 20 - Quiz

goed?
A
hij werken
B
wij werken
C
u werken
D
jij werken

Slide 21 - Quiz

goed?
A
ik maken
B
jij maak
C
zij maakt
D
jullie maak

Slide 22 - Quiz

goed?
A
hij maken
B
jij maken
C
wij maken
D
u maken

Slide 23 - Quiz


A
zij maak
B
hij maak
C
jij maak
D
ik maak

Slide 24 - Quiz