Present Simple Vragen en Ontkenningen

English class
Are you happy?
Do you feel alright?
Am I a nice teacher?


1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

English class
Are you happy?
Do you feel alright?
Am I a nice teacher?


Slide 1 - Diapositive

Aan het eind van de les:
Weet je hoe je:
Vraagzinnen moeten maken met de present simple. 

Slide 2 - Diapositive

Vraagzinnen in het Engels:
Als er een vorm van To be in de zin staat (am, are, is) of can of may, dan zet je die voor aan de zin. 
  • I am late for school. 
  • Am I late for school?
  • She is eating her breakfast.
  • Is she eating her breakfast?



Slide 3 - Diapositive

Maak een vragende zin
We are driving home.

Slide 4 - Question ouverte

Maak een vragende zin:
He is late for the party.

Slide 5 - Question ouverte

Maak een vragende zin:
I can do my homework.

Slide 6 - Question ouverte

Vraagzinnen in het Engels:
Als er geen vorm van To be in de zin staat heb je Do of Does nodig om een vraagzin te maken
Bij I, you, we en they zet je het woord DO vooraan de zin.
  • They make pancakes.
  • Do they make pancakes?
  • I watch a film.
  • Do I watch a film?

Slide 7 - Diapositive

Maak een vraagzin:
We walk to school.

Slide 8 - Question ouverte

Let op!
Bij He, She en It moet je Does voor aan de zin zetten en de S achter het werkwoord weghalen. 
  • He likes his shoes.
  • Does he like his shoes?

Slide 9 - Diapositive

Maak een vraagzin:
She walks to school.

Slide 10 - Question ouverte

Maak een vraagzin:
I am late for school.

Slide 11 - Question ouverte

Huiswerk
  • Pak je agenda
  • Schrijf op voor vrijdag, 20 januari, 6de uur: 
  • ENG, online H2, maken Par. E, opdr. 30, 31 en 32. 

Slide 12 - Diapositive

Huiswerk
  • Pak je agenda
  • Schrijf op voor vrijdag, 20 januari, 8de uur: 
  • ENG, Stepping stones online
  • Ga naar hoofdstuk 2
  • Ga naar paragraaf E, writing and grammar
  • Maak opdracht 30, 31 en 32. 

Slide 13 - Diapositive

English class, 24 January 2023

Slide 14 - Diapositive

Maak een vraagzin:
The dog is barking.

Slide 15 - Question ouverte

Maak een vraagzin:
He walks to school.

Slide 16 - Question ouverte

Lesdoel vandaag
Je kunt ontkennende zinnen 
maken met de present simple. 

Slide 17 - Diapositive

Ontkennende zinnen
  • Ik ben geen vriendelijke docent. 
  • I am not a nice teacher. 
  • Jullie zijn nu niet thuis.
  • You are not at home right now. 




Slide 18 - Diapositive

De regel
  • Als er een vorm van To be (am, are, is)in de zin staat: dan zet je alleen het woord not achter deze vorm van To Be. 
  • I am at home
  • I am not at home. 
  • She is walking home.
  • She is not walking home.

Slide 19 - Diapositive

Maak een ontkennende zin
We are watching TV.

Slide 20 - Question ouverte

Maak een ontkennende zin:
He is driving his car.

Slide 21 - Question ouverte

Let op!
  • Als er geen vorm van To Be (am, are, is)  in de zin staat moet je om een ontkennende zin te maken de woorden do not (don't) voor het werkwoord zetten
  • I go to school
  • I do not (don't) go to school. 
  • We dance a lot.
  • We don't dance a lot.

Slide 22 - Diapositive

Gewone zin

I like chocolate
Ontkennende zin

I like not chocolate
is fout!

I don't like chocolate

Slide 23 - Diapositive

Maak een ontkennende zin:
I know the answer.

Slide 24 - Question ouverte

Maak een ontkennende zin:
You like this sweater.

Slide 25 - Question ouverte

Maak een ontkennende zin:
They study English.

Slide 26 - Question ouverte

Let op!
Natuurlijk hebben He, She en It iets anders.


Slide 27 - Diapositive

De regel
He, she en it krijgen doesn't voor het werkwoord.

Wat gebeurt er met de S achter het werkwoord?
He likes chocolate.
He doesn't like chocolate.

Slide 28 - Diapositive

De regel
He, she en it krijgen doesn't voor het werkwoord.

Wat gebeurt er met de S achter het werkwoord?
She walks to school. 
She doesn't walk to school.  

Slide 29 - Diapositive

Maak een ontkennende zin:
He talks to his mum.

Slide 30 - Question ouverte

Maak een ontkennende zin:
Anna gives a present.

Slide 31 - Question ouverte

Maak een ontkennende zin:
It rains every week.

Slide 32 - Question ouverte

Ik snap hoe ik een zin vragend of ontkennend moet maken.
A
Ja, dat gaat zonder moeite.
B
Ja, maar ik wil dit nog wel een keer oefenen.
C
Nee, ik twijfel nog te veel.
D
Nee, ik snap er helemaal niets van.

Slide 33 - Quiz