H3 18.01 Taalverzorging en Grammatica Lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 1,2

Welkom

Wat heb je nodig?

laptop, lesboek en schrift

Programma

*Lezen

*Uitleg taalverzorging H3

BK: lidwoord en zelfstandig naamwoord KGT: lijdend voorwerp TH: lijdend voorwerp en werkwoordelijk gezegde

*zelfstandig werken

Lezen

Wat is een lidwoord?

Zelfstandig naamwoord:

Tekst

Uitleg lidwoord en zelfstandig naamwoord

Er bestaan verschillende soorten woorden. Werkwoorden ken je al. Andere woordsoorten zijn: zelfstandige naamwoorden (zn) en lidwoorden (lw).

Zelfstandige naamwoorden zijn bijvoorbeeld: munt, verkoper, geluk.

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Bijvoorbeeld: Karim, Rotterdam, Rijn.

Uitleg lidwoord en zelfstandig naamwoord

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Bijvoorbeeld: Karim, Rotterdam, Rijn.

Hoe vind je een zelfstandig naamwoord?

Hoe vind je een zelfstandig naamwoord

1. Je kunt er de, het of een voorzetten: bijvoorbeeld de munt.

2.Je kunt er meervoud van maken: bijvoorbeeld de munten.

3. Je kunt er een verkleinwoord van maken, bijvoorbeeld de muntjes.

Opdrachten maken

Je werkt in H3 Taalverzorging

via som/leermiddelen/Nederlands/H3/ taalverzorging

BK: lidwoord en zelfstandig naamwoord (blz. 110)

Leerdoel KGT en TH

* je weet hoe je een werkwoordelijk gezegde in een zin kunt vinden;

• je weet hoe je een lijdend voorwerp in een zin kunt vinden. 

Je weet al

• hoe je de persoonsvorm kunt vinden
• hoe je de zin moet verdelen in zinsdelen
• hoe je het onderwerp kunt vinden
• hoe je het werkwoordelijk gezegde kunt vinden

Zinsdelen:

lijdend voorwerp

Uitleg terugblik zinsontleding

1. Persoonsvorm: zin vragend maken / in een andere tijd zetten
2. Werkwoordelijk gezegde: pv + alle andere ww
3. Onderwerp: Wie / wat + werkwoordelijk gezegde
4. Lijdend voorwerp: wie / wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp

Voorbeeld

Hij heeft een voetbal gevonden. 

pv = heeft

wwg = heeft gevonden

ond = hij

lv = wie/wat heeft hij gevonden?

Werkwoordelijk gezegde

Je weet dat bijna alle zinnen een onderwerp (ow) en een werkwoordelijk gezegde (wg) hebben. Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin die iets over het onderwerp zeggen. Soms is dat maar één werkwoord (de persoonsvorm), vaak zijn dat er meer.

Instructie video

apps.noordhoff.nl

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


Wat is het lijdend voorwerp?

1. gaf
2. de postbode
3. het pakketje
4. aan de buren

Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.


Wat is het lijdend voorwerp?

1. Laura
2. haar huiswerk
3. toch
4. heeft gemaakt

Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?

Wat is het lijdend voorwerp?

1. jullie buren
2. via die site
3. een dure vakantie
4. hebben geboekt

Welke vraag kun je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Klopt dit?

In een zin zit altijd een lijdend voorwerp. 

1. Ja
2. Nee

Klopt dit?

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (zoals op, in, aan, met, voor e.d.).

1. nee
2. ja

Opdrachten maken

Je werkt in H3 Taalverzorging

via som/leermiddelen/Nederlands/H3/ taalverzorging

BK: lidwoord en zelfstandig naamwoord (blz. 110)

KGT: lijdend voorwerp (blz. 84)

TH: lijdend voorwerp en werkwoordelijk gezegde (blz.84)

Extra oefenen

https://www.jufmelis.nl/zinsontleding/lijdend-voorwerp/lijdend-voorwerp-1

https://www.jufmelis.nl/zinsontleding/lijdend-voorwerp/lijdend-voorwerp-2

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-lijdend-voorwerp/#

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-lijdend-voorwerp/

https://maken.wikiwijs.nl/117671#!page-4003380

https://maken.wikiwijs.nl/117671#!page-4003389

https://maken.wikiwijs.nl/117671#!page-4003392

http://www.passito.be/index_bestanden/nederlands/lv01.htm

Wat heb je geleerd?

Waar wil je nog uitleg over?