week 51 el tiempo/ir + a + inf/navidad

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?

  • Corregir los deberes
  • Hablar del tiempo
  • Hablar de planes del futuro
  • Navidad
Lunes,16 de diciembre
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?

  • Corregir los deberes
  • Hablar del tiempo
  • Hablar de planes del futuro
  • Navidad
Lunes,16 de diciembre

Slide 1 - Diapositive

A corregir
Ej. 2.1, 2.2, 2.3

Slide 2 - Diapositive

Vamos a escuchar

ejercicio  2, 5
Leerdoel: praten over het weer
ejercicio 2
ejercicio 5
LA: pág. 32/33

Slide 3 - Diapositive

Vamos a hablar
  • ej. 6
Leerdoel: praten over het weer
LA: pág. 32/33

Slide 4 - Diapositive

9

Slide 5 - Vidéo

PLANNEN VOOR DE TOEKOMST
LEERDOEL: PLANNEN VOOR DE TOEKOMST

Slide 6 - Diapositive

Plannen in de nabije toekomst

IR + A + INFINITIEF

Hoe wordt het werkwoord ir vervoegd?
voy, vas, va, vamos, vais, van
Leerdoel: plannen in nabije toekomst
LA: pág. 34

Slide 7 - Diapositive

Om plannen in de nabije toekomst uit te drukken. 
Hiervoor gebruik je het werkwoord IR + A + INFINITIEF
yo                             
tú                              
él, ella, ud.                                 +   A + INFINITIEF
nosotros                   
vosotros                   
ellos, ellas, uds.        
voy
vas
va
vamos
vais
van
Leerdoel: plannen in nabije toekomst

Slide 8 - Diapositive

ejemplos
  • Esta noche voy a ir al cine con mis amigos.
  • El próximo año Carmen va a estudiar medicina.
  • El próximo verano vamos a viajar por México.
  • Esta tarde Paco y yo vamos a jugar al tenis.

Je kunt deze constructie ook gebruiken om aan te geven dat iets zeker gaat plaatsvinden. 
  • Hay nubes en el cielo, va a llover

Leerdoel: plannen in nabije toekomst

Slide 9 - Diapositive

Plaats persoonlijk vnw.
Wanneer er een persoonlijk vnw. in de zin staat kan je het op 2 plaatsen neerzetten:
  • Voor de vorm van ir.
         vb: Me voy a duchar.
         vb: Lo voy a comprar
  • Achter de infinitief vast.
         vb: Voy a ducharme.
         vb: Voy a comprarlo. 
Leerdoel: plannen in nabije toekomst
Een plan in de toekomst aangeven: 
Vul je woordenlijst 3, pág. 12

Slide 10 - Diapositive

Vamos a practicar


  • ej. 1
Leerdoel: plannen voor de toekomst
LA: pág. 34

Slide 11 - Diapositive

La navidad en España
¿Conoces las tradiciones?

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

El calendario de navidad
  • 22 de diciembre - la lotería de navidad
  • 24 de diciembre - nochebuena
  • 25 de diciembre - día de navidad
  • 28 de diciembre - los santos inocentes
  • 31 de diciembre - nochevieja
  • 1 de enero - año nuevo
  • 5 de enero - vienen los reyes magos
  • 6 de enero - los reyes magos (roscón de reyes)

Slide 14 - Diapositive

Vamos a jugar

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Diapositive

0

Slide 19 - Vidéo

00:17
Van welk werkwoord komt "perdiendo"?

Slide 20 - Question ouverte

01:01
Van welk werkwoord komt "viendo"?

Slide 21 - Question ouverte

01:11
Van welk werkwoord komt "pensando"?

Slide 22 - Question ouverte

01:49
Van welk werkwoord komt "viviendo"?

Slide 23 - Question ouverte

01:52
Van welk werkwoord komt "jugando"?

Slide 24 - Question ouverte

01:59
Van welk werkwoord komt "rogando"?

Slide 25 - Question ouverte

02:02
Van welk werkwoord komt "ahogándome"?

Slide 26 - Question ouverte

02:06
Van welk werkwoord komt "invitando"?

Slide 27 - Question ouverte

02:13
Van welk werkwoord komt "extrañando"?

Slide 28 - Question ouverte