Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Which hobbies do you know?
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Hobbies (in English)
Slide 2 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
5 Questions about hobbies
Slide 3 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Which hobby is this?
A
baseball
B
golf
C
hockey
D
cricket
Slide 4 - Quiz
Cricket is één van de sporten die we binnen het TTO doen.
For which hobby can you use this ball?
A
basketball
B
volleyball
C
tennis
D
golf
Slide 5 - Quiz
Hier kun je even benoemen dat alle vier de mogelijkheden eigenlijk hetzelfde zijn in het Nederlands, enkel een extra letter l bij A en B. MORAAL: ENGELS IS NIET MOEILIJK!!!
What does a 'conductor' do?
A
He/She drives a train.
B
He/She plays in an orchestra.
C
He/She leads an orchestra.
D
He/She listens to an orchestra.
Slide 6 - Quiz
Hier kunnen ze zien dat zin BC&D hetzelfde zijn, op het werkwoord na. Een taalkundige opmerking.
Orchestra lijkt dan weer op 'Orkest'.
Which word has nothing to do with 'reading'?
A
cover
B
story
C
chapter
D
river
Slide 7 - Quiz
Hier kan je uitleggen dat je deze op twee manieren kunt beredeneren:
1. Cover (voorkant), story (verhaal) en chapter (hoofdstuk) hebben allemaal WEL ermee te maken, dus D automatisch niet.
2. Je weet dat D, een rivier, in principe niet rechtstreeks heeft te maken met lezen, dus die moet het zijn.
For which hobby can you use an 'easel', 'a canvas' and 'brushes'?
A
painting
B
drawing
C
reading
D
writing
Slide 8 - Quiz
Hier kunnen ze (ook) deduceren, of wanneer ze een van de drie woordden kennen, kunnen ze het antwoord al weten.