Les 12

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Weet je nog een
voorbeeld van non-fictie?

Slide 2 - Carte mentale

Fictie of non-fictie
Fictie betekent verzonnen. 
Genres hierbij: sprookjes, sciencefiction, verzonnen romans, etc. 

Non-fictie betekent niet verzonnen. Een schrijver schrijft over personen die echt bestaan en gebeurtenissen die echt gebeurd zijn.
Genres hierbij: dagboeken uit de oorlog, biografieën over iemands leven, krantenartikelen.

Slide 3 - Diapositive

Welke van de volgende boeken is realistisch?
A
Razend (Carry Slee)
B
De Hongerspelen (Suzanne Collins)
C
Harry Potter (J.K. Rowling)
D
Donald Duck

Slide 4 - Quiz

Personages
Personage = een persoon in een verhaal. Het personage over wie we het meeste weten, noemen we de hoofdpersoon. Je leest over de gebeurtenissen alsof je hem/haar bent.

Echte mensen leer je kennen door wat ze zeggen en wat ze doen. In verhalen lees je ook wat iemand denkt en voelt. Je leert hierdoor hun karaktereigenschappen kennen.



Slide 5 - Diapositive

 Types en karakters
Types: Als een personage altijd dezelfde kenmerken krijgt.
 Eén eigenschap wordt dan flink overdreven. Bijv. een schurk: die is alleen maar slecht of overdreven dom.

Karakters: De meeste personages zijn niet alleen 'goed' of 'slecht' en leer je veel beter kennen door verschillende eigenschappen. Die krijgen meerdere karaktereigenschappen.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Dagobert Duck
A
Type
B
Karakter

Slide 8 - Quiz

Rosa uit 'Hoe-overleef-ik'
A
Type
B
Karakter

Slide 9 - Quiz

Bram uit 'Leven van een loser'
A
Type
B
Karakter

Slide 10 - Quiz

Harry Potter
A
Type
B
Karakter

Slide 11 - Quiz

Aan het werk!
Maken: opdrachten van les 12.


Slide 12 - Diapositive