Begrijpend lezen

Welke tekstvorm hoort bij een instruerende tekst?
A
Rouwkaart
B
Een krantenartikel
C
Handleiding Ikea-kast
D
Reclame
1 / 28
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welke tekstvorm hoort bij een instruerende tekst?
A
Rouwkaart
B
Een krantenartikel
C
Handleiding Ikea-kast
D
Reclame

Slide 1 - Quiz

Benoem de tekstdoelen?

Slide 2 - Carte mentale

Wat is een tekstdoel?
A
Artikel
B
Recept
C
Instrueren
D
Blog

Slide 3 - Quiz

Wat is een tekstsoort?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Gebruiksaanwijzing

Slide 4 - Quiz

Het onderwerp en de hoofdgedachte zijn hetzelfde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Globaal lezen is hetzelfde als zoekend lezen
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

De lead van een tekst is
A
De titel van een tekst
B
De hoofdgedachte
C
Een aandachtstrekker
D
Een tussenkopje

Slide 7 - Quiz

Doel 
Doel van de tekst
  • wat wil de schrijver met de tekst bereiken?
  • sommige teksten hebben meerdere doelen, maar bijna altijd is één van die doelen het hoofddoel.

Slide 8 - Diapositive

Publiek
Doelgroep
  • voor wie is de tekst bedoeld? Wie leest de tekst?
  • de schrijver past zijn taalgebruik en de stijl van de tekst vaak aan het publiek aan. 

Slide 9 - Diapositive

Uitleg
Doel en publiek beïnvloeden de vorm van een tekst

Teksten over het onderwerp kunnen totaal verschillen.
Het is maar net welk doel de tekst heeft en voor welk publiek hij geschreven is.

Slide 10 - Diapositive

Ingezonden brief aanpakken verkoop namaakkleding. Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 11 - Quiz

Blog over goedkoop namaakkleding kopen in India. Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Instrueren

Slide 12 - Quiz

Reisblog over namaakkleding kopen in India. Publiek?
A
Internetters
B
Consumenten
C
Reizigers
D
Handelaren

Slide 13 - Quiz

Vaste tekstonderdelen
  • Titel --> onderwerp
  • Lead --> vetgedrukt. Vat samen / aandacht
  • Intro --> vertelt waar de tekst over gaat
  • Kern --> behandelt deelonderwerpen
  • Slot --> samenvatting of conclusie

Slide 14 - Diapositive

Welk onderdeel van een tekst bevat de deelonderwerpen?
A
De lead
B
De titel
C
Het slot
D
De kern

Slide 15 - Quiz

Wat is de functie van de lead in een tekst?
A
Een samenvatting geven van het onderwerp
B
Een conclusie geven
C
Vertellen waar de tekst over gaat
D
De deelonderwerpen behandelen

Slide 16 - Quiz

Tekstdelen

Slide 17 - Diapositive

Voorbeeld

Slide 18 - Diapositive

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Losgeslagen schip bij Wijk aan Zee
B
Schip
C
Gestrand schip
D
Vrachtschip zonder lading

Slide 19 - Quiz

Leesstrategieën
  • Oriënterend lezen (bruikbaar?)
  • Globaal lezen (hoofdzaken)
  • Zoekend lezen (specifiek)
  • Intensief lezen (volledig)
  • Studerend lezen (tekstbegrip)
  • Kritisch lezen (betrouwbaarheid)

Slide 20 - Diapositive

Tekstdoelen
Informeren
Amuseren
Overtuigen
Activeren
Instrueren

Slide 21 - Diapositive

Tekstdoel en tekstsoort
  1. Amuseren, amuserende tekst
  2. Informeren, Informerende tekst
  3. Overhalen, overhalende tekst
  4. Instrueren, instruerende tekst
  5. Overtuigen, overtuigende tekst

Tekstvorm
  1. stripboek, roman
  2. Krantenartikel
  3. reclame
  4. recept, handleiding
  5. opiniestuk, review, recensie

Slide 22 - Diapositive

Artikel
Lees het artikel op je laptop. 

Zie teams!

Beantwoord de vragen op het blad. 
timer
6:00

Slide 23 - Diapositive

Waarom moet je dit weten?
- dan kan je het juiste antwoord geven als je vragen krijgt over een tekstdoel en tekstsoort op de toets
Je kan vragen beantwoorden over een tekst. 

- dan weet je wat voor taal je moet gebruiken als je zelf een tekstsoort moet schrijven op de toets

Slide 24 - Diapositive

Besproken:
  • Indeling teksten
  • Hoofdgedachte
  • Onderwerp
  • Tekstsoort
  • Tekstdoel
  • Leesstrategie
  • Globaal lezen
  • Verkennend lezen
  • Intensief lezen
  • Zoekend lezen

Slide 25 - Diapositive

Wat vond je minder goed aan deze les?

Slide 26 - Question ouverte

Wat vond je goed aandeze les?

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Vidéo