Persoonlijk bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk en bezittelijkvoornaamwoord
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Persoonlijk en bezittelijkvoornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een persoon, dier of ding.
(hij, zij, het, mij, me, je, jou, u, wij, we, ze
                 maar ook ons, jullie, hen, haar)

Slide 3 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoorden
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan
van wie iets is. (BEZIT)
(mijn, zijn, haar, onze, uw, hun
maar ook ons en jullie)

Slide 4 - Diapositive

LET OP!
Hun gebruik je als meewerkend voorwerp en nooit als onderwerp of lijdend voorwerp.
Heb je hun ook een uitnodiging gestuurd?

Hen gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.
Ik zie hen vanmiddag nog wel.
Ik deed de deur voor hen open.


Slide 5 - Diapositive

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is/zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij, hem

Slide 6 - Quiz

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, uw, ons
B
Ik, jij, hij, zij, wij
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 7 - Quiz

Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is/zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar

Slide 9 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord (meerdere keuzes mogelijk)
A
hij
B
die
C
welke
D
hem

Slide 10 - Quiz

Haar is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
Geen persoonlijk voornaamwoord
Het boek is van mij
Mijn speelgoed
Hun tassen
Ik schrijf hun een brief
Jouw zus
De hond is van jou

Slide 12 - Question de remorquage

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 13 - Question de remorquage

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Jouw
Jullie
Uw
Wij
Hun
Ik

Slide 14 - Question de remorquage

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
me
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
jouw
hem

Slide 15 - Question de remorquage

Aan de slag met: 

BLOK 2 Grammatica 2.4 t/m 2.7

Slide 16 - Diapositive