VWO 4 - Examenteksten 5

VWO 4 - Examenteksten 5
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

VWO 4 - Examenteksten 5

Slide 1 - Diapositive

Today
  • Explaining 'beweringen questions'

  • Practise using the dictionary 

  • Practise some exam questions 

Slide 2 - Diapositive

The English exam 
- review last class

  • dictionary use 

  • practise texts 

Slide 3 - Diapositive

Open vragen
  • Bij een open vraag is het belangrijk dat je de tijd
    neemt om de vraag goed te lezen.

  • De vraag zegt namelijk vaak al waar je moet zoeken en waar je op moet letten. 

  • Daarnaast staat er ook hoe je het antwoord moet opschrijven, bijvoorbeeld door te citeren, of met een of twee woorden, of in Nederlands. 

Slide 4 - Diapositive

Open vragen: stappenplan

  1. Lees de vraag en markeer als dat kan het stuk tekst waar je het antwoord moet zoeken. Als er een citaat in de vraag staat markeer je dat. Het antwoord staat daar namelijk vrijwel altijd dichtbij.
  2. Daarna kijk je in de vraag wat ze precies willen weten. Vragen ze om een voorbeeld, een tegenstelling of toch een opsomming?
  3. Met het antwoord op de vorige vraag ga je zoeken naar signaalwoorden. Die dat tekstverband weergeven.
  4. Vlakbij het juiste signaal- of functiewoord zul je het antwoord vinden.
  5. Schrijf daarna het antwoord op volgens de instructies in het examen, waarbij de taaltekenregels niet vergeten moeten worden. 




Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld

Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de
aantallen rode eekhoorns?
Geef antwoord in het Nederlands.

  • --> Je markeert alinea 1.
  • --> Ze zoeken een belangrijke oorzaak/reden
  • --> Er is een vermindering in het aantal rode eekhoorns
  • --> Je moet in eigen woorden in het Nederlands antwoorden

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld
  • Signaalwoorden in de tekst: yet (r.2)
  • Als we de zin die begint met yet  gaan lezen zien we het woord predominantly, wat 'belangrijkste' betekent.
  • De zin in zijn geheel laat zien dat er een virulent virus is dat zorgt voor het verdrijven van rode eekhoorns. 
  • Alle elementen van de vraag komen in deze zin terug. De oorzaak is dus een virus/besmettelijke ziekte.
Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de aantallen rode eekhoorns? Geef antwoord in het Nederlands.

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld 2
  • Er is een citaat, dus dat is het startpunt.
  • Er wordt iets in twijfel getrokken.
  • Als je de tekst leest zie je in regel 4 de frase leads me to wonder To wonder betekent 'zich afvragen'. Dit suggereert twijfel. We mogen aannemen dat achter die frase de reden komt: what value they have etc 
  • Dan krijg je een antwoord dat te maken heeft met het nut/de waarde/bestaansrecht van they, dwz. de economen.
"Can an economist dig a hole without another filling it?" (titel)
Wat wordt met deze vraag in twijfel getrokken? Let uit in je eigen woorden. 

Slide 8 - Diapositive

Practise
Finish the texts 



Completely done? 
Check your work using the link from the next slide.  


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Hoeveel punten had je bij de meerkeuzevragen? (let op, gatenvragen horen hier niet bij)

Slide 11 - Question ouverte

Hoeveel punten had je bij de gatenvragen?

Slide 12 - Question ouverte

Hoeveel punten had je bij de beweringen vragen?

Slide 13 - Question ouverte

Hoeveel punten had je bij de open vragen?

Slide 14 - Question ouverte

Hoeveel punten had je in totaal?

Slide 15 - Question ouverte

Your grade
Total amount of points you were able to get: 33 
N-term: 1,1 

Use the link from the following slide. 


Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Bereken jouw cijfer, wat zou je voor cijfer hebben?

Slide 18 - Question ouverte

Welk soort vraag vind je het moeilijkst?
A
meerkeuzevragen
B
gatenvragen
C
beweringen vragen
D
open vragen

Slide 19 - Quiz

Welk soort vraag heb je het meeste fouten in gemaakt?
A
meerkeuzevragen
B
gatenvragen
C
beweringen vragen
D
open vragen

Slide 20 - Quiz